Tekst Sander Wirken
Foto Freek van den Bergh

Oud-hoofdofficier Iván Velásquez verloor talloze collega’s in de strijd tegen corruptie en straffeloosheid. “Ze zeiden dat ik de volgende was”

In Nederland loopt de Colombiaanse jurist Iván Velásquez anoniem over straat, maar dat was tot voor kort in Guatemala wel anders. Daar groeide hij uit tot een volksheld, permanent omringd door beveiligers. Als hoofd van de Internationale Commissie tegen Straffeloosheid in Guatemala bracht hij onder meer de corrupte regering van Otto Pérez Molina ten val. Eind 2019 is die commissie ontmanteld, door dezelfde politici die door de commissie werden onderzocht. Sander Wirken, beleidsadviseur bij het OM, spreekt Velásquez in Den Haag.

Iván Velásquez, voormalig hoofdofficier

Iván Velásquez begon zijn carrière als ombudsman op het dieptepunt van de jacht op Pablo Escobar in Medellín, de tweede stad van Colombia. Nadat Pablo Escobar in 1992 uit de gevangenis ontsnapte brak een heftige oorlog uit tussen de staat en Escobar en zijn kartelgenoten. Als ombudsman was Velásquez verantwoordelijk voor de veiligheid van de familieleden van Pablo Escobar. Na een turbulente tijd maakt Velásquez de overstap naar het openbaar ministerie; hij wordt hoofdofficier van justitie in Medellín, een paar jaar na de dood van Escobar.

Als Velásquez in 1997 aantreedt als hoofdofficier is het geweld in Medellín iets afgenomen. Maar er worden jaarlijks nog 150 moorden gepleegd per 100.000 inwoners, duizelingwekkend veel als je bedenkt dat dat voor Amsterdam zou neerkomen op meer dan duizend moorden per jaar. In Amsterdam vielen in 2019 rond de twintig geweldsdoden.

Daarnaast is Colombia op dat moment in de greep van een burgeroorlog tussen het leger en guerrilla-groeperingen zoals de FARC. Dan zijn er ook nog de paramilitairen: zwaarbewapende bendes die met het goedvinden van de staat de bevolking terroriseren en hun geld verdienen met drugshandel. De paramilitairen zijn verantwoordelijk voor de overgrote meerderheid van de mensenrechtenschendingen in Colombia.

Wat kon u doen als hoofdofficier?

Velásquez: “Toen ik begon als hoofdofficier was de afspraak dat we ook het paramilitarisme zouden aanpakken. De hele regio werd erdoor geraakt. Maar strafonderzoeken liepen moeizaam, omdat het leger weinig informatie en bewijzen gaf. De paramilitairen kregen in veel regio’s juist bescherming van het leger.”

"In de minder dan twee jaar dat ik hoofdofficier was in Medellín zijn veertien van mijn collega’s vermoord.”

“In 1998 kwamen we in een ruimte op de tweede verdieping van een parkeergarage in Medellín het kantoor van de hoofdboekhouder van de paramilitairen tegen. In de boekhouding troffen we alle financiers en sponsors van het paramilitarisme aan, en de slachtoffers van afpersing. Vanuit dat kantoor werden de betalingen aan strijders gecoördineerd. Op basis daarvan gingen we onderzoek doen vanuit het parket in Medellín. Maar drie maanden na de vondst werd het onderzoek naar de hoofdstad gehaald, en daar werd het onderzoek niet voortgezet. Daardoor had ik een slechte relatie met de bazen in Bogotá. Ik besloot uiteindelijk om af te treden, maar niet van harte. We hebben een groot offer gebracht. In de minder dan twee jaar dat ik hoofdofficier was in Medellín zijn veertien van mijn collega’s vermoord.”

Door wie zijn ze vermoord?

“Door narco-paramilitairen. Later, toen de paramilitairen gedemobiliseerd waren, heeft Don Berna toegegeven dat zij de onderzoekers hebben laten doodschieten. Don Berna was de opvolger van Pablo Escobar als de belangrijkste leider van de georganiseerde misdaad in Medellín. Hij heeft ook toegegeven dat hij het onderzoeksteam van het OM geïnfiltreerd had. Het was een echt ingewikkelde situatie voor het werk, en het leidde tot moeilijkheden met de procureur-generaal in Bogotá en de mensen dicht bij hem. Ze waren niet blij met me.”

Voelde u zich bedreigd?

“Ja. 1999 was een moeilijk jaar. Het begon in januari met de dood van een onderzoekshoofd van de rechterlijke politie, met wie ik heel veel had samengewerkt. In februari werd de coördinator van het onderzoeksteam van het OM vermoord. Toen kregen we bericht dat de moorden niet zouden stoppen, en dat ik de volgende zou zijn. Dat was moeilijk.”

Velásquez besluit Medellín te verlaten en zich in Bogotá te vestigen, de hoofdstad van Colombia. Daar wordt hij rechter-plaatsvervanger in het hooggerechtshof. Zijn onderzoek in Medellín naar de financiële structuur achter het paramilitarisme is in de kiem gesmoord, maar een nog veel groter onderzoek staat op het punt van beginnen. Het Colombiaanse hooggerechtshof heeft bijzondere jurisdictie over misdaden gepleegd door leden van het congres. Daarom belandt een aanklacht tegen congresleden op het bureau van Velásquez.

Was het puur toeval dat die aanklacht bij u terechtkwam?

“Puur toeval. Puur toeval. Ik werkte onder een hoofdrechter. En hij kreeg een simpele aanklacht toebedeeld, twee pagina’s, over banden tussen paramilitairen en politici. Binnen het kantoor waren we met drie rechter-plaatsvervangers, en volgens de interne verdeling kwam die aanklacht toevallig bij mij. Ik ging er wat onderzoek naar doen. Wat ik tegenkwam bleek zo groot, dat het hooggerechtshof een speciale commissie inrichtte om dit fenomeen te onderzoeken. Ik werd daar de coördinator van. Ons onderzoek moest de banden tussen congresleden en paramilitaire organisaties blootleggen.”

Het onderzoek komt bekend te staan als parapolítica, een samenvoeging van paramilitairen en politiek. Het ontwikkelt zich tot het grootste onderzoek uit de Colombiaanse geschiedenis, waarbij een op de drie congresleden wordt vervolgd. Het onderzoek leidt tot ernstige wrijving met de regering, die de rechtsgang probeert te ondermijnen.

Velásquez: “In 2007 begonnen we met de arrestatie van congresleden, waaronder de broer van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken. Dat was een grote klap voor de regering, die minister trad af. Daar kwam de zaak tegen de neef van president Uribe bij. Die impact leidde tot complotten tegen mij. In 2007 beweerde een paramilitair dat ik hem had gevraagd om valse verklaringen af te leggen. President Uribe heeft toen persoonlijk een aanklacht tegen mij ingediend en gezegd dat ik moest worden ontslagen. Het OM heeft gelukkig aangetoond dat de beschuldiging in scène was gezet.”

Parapolítica ontwikkelt zich tot het grootste onderzoek uit de Colombiaanse geschiedenis

“Ik had in die tijd beveiliging vanuit het hooggerechtshof, maar dat team was geïnfiltreerd. De geheime dienst had mijn chauffeur en de chef van mijn beveiliging omgekocht. Ook de receptioniste en mensen van de catering waren omgekocht. Ze plaatsten mini-recordertjes, bijvoorbeeld in de vergaderzaal in een spleet in de tafel. ‘s Ochtends werden die geplaatst, met capaciteit voor 24 uur. En na de bijeenkomst kwam iemand de zaal weer in orde maken en die nam dan de recorder mee naar de geheime dienst.”

Onder hevige druk vanuit de regering wordt Velásquez uiteindelijk gedwongen om het parapolítica-onderzoek van het Colombiaanse Hooggerechtshof los te laten. Als resultaat van zijn onderzoeken werden zo’n zeventig parlementariërs veroordeeld, en op het moment van zijn vertrek liepen er nog meer dan honderd onderzoeken. Het hoofd beveiliging van het hooggerechtshof en de directeur van de geheime dienst zijn uiteindelijk voor het afluisteren van Velásquez tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.

Snel daarna komt er een nieuwe opdracht op zijn pad, en verhuist hij van Colombia naar Guatemala. Guatemala is met meer dan 6000 moorden per jaar een van de meest gewelddadige landen ter wereld. Corruptie tiert er welig. De straffeloosheid in het land is praktisch universeel, 98% van de moorden blijft onopgehelderd. De Verenigde Naties richt in 2007 onder zware druk een internationale commissie tegen straffeloosheid in Guatemala op: de CICIG. Het is een unieke commissie, met verregaande bevoegdheden binnen de nationale rechtsorde van Guatemala. Zo mag CICIG optreden als mede-aanklager, en mag de commissie direct wetsvoorstellen indienen bij het Guatemalteekse congres. Velásquez werd gevraagd om de vertrekkend leider van CICIG op te volgen.

En toen besloot u om, na Escobar, na paramilitarisme en na het parapolítica-onderzoek, naar een land te gaan met nóg meer straffeloosheid?

“Ik besloot dat niet, het was weer toeval. Ik dacht, na mijn vertrek bij het hooggerechtshof, dat ik weer advocaat zou worden. Ik had een advocatenkantoor samen met een van mijn kinderen. Na een jaar werd ik gebeld door de Verenigde Naties of ik wilde solliciteren naar een functie in Guatemala. Maar er was een groot obstakel: een van de eisen was beheersing van het Engels. Ik spreek alleen Spaans, dus ik zei: ‘bedankt, maar dan houdt het op.’ Een week later werd ik weer gebeld vanuit New York, en vroegen ze mij of Engels het enige obstakel was. Ze zeiden dat beheersing van het Engels toch niet strikt noodzakelijk was, en ze benoemden me.”

“Ik ben altijd onderzoeker geweest. Bij de ombudsman, bij het OM, bij het hooggerechtshof. Ik heb altijd geprobeerd om direct bij onderzoeken betrokken te zijn. Ik coördineer niet van een afstand, maar neem direct deel aan onderzoeken. Praten met getuigen, zoeken naar bewijs, die manier van werken nam ik mee naar Guatemala. CICIG stond erg onder druk toen ik kwam. Het mandaat zou eigenlijk aflopen in september 2015. Maar toen kwamen we in april 2015 met La Línea.”

Velásquez zegt het met een zekere tevredenheid. De regering van Guatemala had aangekondigd dat het mandaat niet verlengd zou worden, dus niemand gaf nog een stuiver voor de kansen van CICIG. Tótdat CICIG en het Guatemalteekse OM opnames naar buiten brachten van telefoongesprekken, die aantoonden dat er een criminele structuur aanwezig was binnen de Douane waarin steekpenningen werden aangenomen en afgedragen. Het onderzoek werd La Línea genoemd, naar de telefoonlijn die bedrijven konden bellen om onder douaneheffingen uit te komen.

Sander Wirken en Iván Velásquez zijn geen vreemden. Wirken leerde Velásquez kennen toen hij in Guatemala een documentaire maakte over procureur-generaal Claudia Paz y Paz. Ook schreef hij een proefschrift over straffeloosheid en ondermijning in Colombia en Guatemala, waarin het werk van Velásquez een grote rol speelt. Wirken is senior beleidsadviseur op het Parket-Generaal, en begint in april van dit jaar als officier van justitie in opleiding op het Arrondissementsparket Amsterdam.

Het proefschrift ‘Crime and Peace’ is beschikbaar bij de Universiteit van Amsterdam.

De documentaire ‘Burden of Peace’ over Claudia Paz y Paz is terug te kijken via NPO Start.

Velásquez: “De regering hield vol dat het klaar was, dat CICIG in september zou worden opgeheven. Tijdens een persconferentie wezen de procureur-generaal en ik de privésecretaris van de vicepresident aan als het hoofd van de structuur. Maar we wisten dat er meer achter zat. Van de vicepresident hadden we concrete aanwijzingen, maar van de president nog niet. Toch brachten de eerste onthullingen de regering al in een ingewikkelde positie: volhouden dat CICIG moest eindigen zou overkomen als het in stand houden van hun eigen straffeloosheid. Er vonden massale demonstraties plaats, en een week later moest de president op zijn positie terugkomen.”

Wat was uw persoonlijke rol? Alles veranderde toen u aankwam.

“Mijn ervaring is dat een zaak niet begint op het moment dat het onderzoek start, maar al veel eerder. Dus het eerste wat ik besloot was om oude zaken opnieuw onder de loep te nemen. Zo liet ik een team opnieuw kijken naar een afgeronde zaak over smokkelwaar in zeecontainers. In dat dossier hadden we nog een telefoonnummer van iemand met een lage rang, een simpele douane-inspecteur. Ik zei: ‘waarom zetten we er niet weer een tap op, kijken wat er nu gebeurt.’ Die kleine interventie bracht alles in beweging, uiteindelijk tot de president aan toe.”

President Otto Pérez Molina treedt af en wordt direct gearresteerd. Niet veel later wordt ook zijn voorganger, oud-president Colóm, gearresteerd na een aanklacht wegens corruptie van CICIG. De opvolger van Pérez Molina, Jimmy Morales, blijkt al even corrupt en CICIG presenteert weer een aanklacht.

Toen CICIG het tegen president Pérez Molina opnam kwam toenmalig vicepresident Joe Biden persoonlijk naar Guatemala om duidelijk te maken dat het Witte Huis achter CICIG stond. Maar de regering van Jimmy Morales heeft alles in het werk gesteld om in het gevlei te komen bij president Donald Trump. Als Trump de Amerikaanse ambassade in Israël van Tel Aviv naar Jeruzalem verplaatst is er één land dat zijn voorbeeld volgt: Guatemala. Daarnaast sluit de regering van Morales een controversiële migratie-deal met de VS. De regering Trump laat CICIG vallen. De commissie wordt ontbonden en de resultaten worden in rap tempo ongedaan gemaakt.

Hoe voelt u zich, nu de erfenis van CICIG misschien wordt afgebroken? Was het het waard?

“Natuurlijk. Ik voel me niet gefrustreerd of bedroefd, noch verslagen. Ik denk dat we een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan Guatemala, aan de waarheid. CICIG heeft geleid tot enorme steun van de bevolking; op het moment van vertrek hadden we tot wel 75% publieke steun, terwijl de president maar tot zo’n 2% kwam. Die steun hadden we omdat we dingen voor elkaar hebben gekregen. Nu lijkt het alsof we een nederlaag hebben geleden, maar ik geloof dat alle processen, waaronder de strijd tegen straffeloosheid, geleidelijk gaan. Het gaat vooruit. Er zijn wat stappen terug, tijdelijk. Waar je voor moet zorgen is dat de stappen terug niet te lang duren, en dat je daarna weer verder kan bouwen. In de tijd dat alles uit elkaar leek te vallen zei een Guatemalteekse collega van CICIG me eens: ‘Waar wij als Guatemalteken CICIG dankbaar voor moeten zijn, is dat er een klein gaatje is geopend in de muur van straffeloosheid. En wij kunnen daardoorheen kijken, om een blik te werpen op hoe het daar is, in die wereld van straffeloosheid.’ Dat is de visie die we meenemen. Straffeloosheid is geen creatie van de pers, een illusie of een politieke strategie. Het is de realiteit.”