Tekst Steven Beek
Foto Loes van der Meer
Welke dreigbrieven vormen een hoog risico?
Het beoordelen van de ernst van anonieme dreigbrieven heeft lang te zwaar geleund op intuïtie, vindt forensisch psycholoog Margaret Diekhuis-Kuiper. Daarom is het volgens haar hoog tijd dat de opsporingsdiensten een instrument in handen krijgen waarmee zij snel en zorgvuldig de risico’s van een anonieme dreigbrief kunnen inschatten.
Politie en justitie maken veelvuldig gebruik van zogeheten risicotaxatie-instrumenten, van het bepalen van recidivegevaar na geweldsdelicten tot de mate van radicalisering bij een dader met extremistische denkbeelden. In de samenwerking met de opsporingsdiensten viel het forensisch psycholoog Margaret Diekhuis-Kuiper op dat zo’n instrument nog niet bestond voor het bepalen van de risico’s van een dreigbrief.
“Ik speelde met de gedachte om een instrument op te zetten en besloot mijn licht op te steken bij de experts,” vertelt Diekhuis- Kuiper. “In de Verenigde Staten was Hofstra University ver op het gebied van forensisch linguïstisch onderzoek. Jim Fitzgerald gaf daar les, de beroemde FBI-profiler die een grote rol speelde in het onderzoek naar de Unabomber.” In 2008 vertrekt Diekhuis naar New York om de opleiding te volgen. Het valt haar tegen. “Ook daar bleken alleen ervaringsdeskundigen te zijn, die voor een groot deel op intuïtie werkten. Er was veel kennis, maar geen methode, geen wetenschappelijke onderbouwing.”
Emoties
Terug in Nederland gaat ze het gesprek aan met het Openbaar Ministerie. “Het OM zag ook dat de hoeveelheid bedreigingen het strafrechtstelsel onder druk zet,” vertelt Diekhuis-Kuiper. “Hier lag een kans. In samenwerking met politie en OM heb ik ongeveer 500 dreigbrieven kunnen verzamelen, en de achtergrond van de briefschrijvers in de politiedatabase mogen inzien. Zo kon ik de dreigbrieven indelen op linguïstische kenmerken en zaaksgegevens, zoals het soort delict waarvoor briefschrijvers al eerder als verdachte waren aangehouden.”
“Toen ik die honderden brieven categoriseerde werden patronen zichtbaar. Het werd duidelijk welke kenmerken kunnen duiden op een hoger risico op agressie. Bepaalde signaalwoorden zijn daarbij belangrijk, vooral woorden die gerelateerd zijn aan emoties. In de psychologie komt gedrag voort uit de combinatie van gedachten en emoties. Om te kunnen inschatten wat een briefschrijver gaat doen zijn emoties dus erg belangrijk.” De risicotaxatiemethode Diekhuis-Kuiper promoveert op haar proefschrift en ze wordt ingelijfd door de Landelijke Deskundigheidsmakelaar, een register van vooraanstaande wetenschappers en praktijkdeskundigen die door politie en OM kunnen worden ingeschakeld. “Een nadeel van mijn publicatie was dat het geen praktisch toepasbare methode was,” zegt Diekhuis. “Ik vond het juist belangrijk dat politie en OM een instrument zouden hebben om de risico’s van een dreigbrief snel in te kunnen schatten.” Dat instrument heeft ze gecreëerd. De Risicotaxatiemethode Dreigbrieven is gebaseerd op de uitkomsten van haar eerdere onderzoek en laat de rechercheur aan de hand van kenmerken van een dreigbrief een inschatting maken van de risico’s. Diekhuis- Kuiper: “Bepaalde vragen over dreigbrieven liggen voor de hand: staan er strafbare feiten in, wordt er gedreigd met fysiek geweld, wat is het motief? Maar als je een dreigbrief naast een matrix van linguïstische kenmerken legt komen er patronen naar boven. Daarbij vink je simpelweg de kenmerken aan die in de brief terug te vinden zijn.”
Fragment uit digitale dreigbrief van 19 juni 2012:
Ik ben ten einde raad, (…), ik ben 15 jaar vergiftigd door de psychiatrie. Het aanbod is 10 miljoen van de overheid, even te cashen en dan praten we nergens meer over. (…) Als ik niet kan cashen dan hebben we straks geen ministers meer. Vader, er is zo veel misgegaan… Ik heb onder DWANG van een vuurwapen op een politiebureau getekend. U bent de enige die iets kan doen om de wereld te redden want ik wantrouw iedereen. HELP ME!!! Op het ogenblik dat wij doodgaan, vergeten wij. Uw wanhopige zoon…
Incoherent taalgebruik is een voorbeeld van zo’n kenmerk. “Dat is vaak herkenbaar aan het gebruik van voornaamwoorden zonder dat duidelijk is naar wie of wat een voornaamwoord verwijst,” zegt Diekhuis-Kuiper. “In deze dreigmail uit 2012 bijvoorbeeld schrijft de verdachte ‘Op het ogenblik dat wij doodgaan, vergeten wij.’ Maar wat vergeten wij? In dezelfde dreigbrief schrijft de verdachte overtuigd te zijn dat er een complot tegen hem is opgezet: ‘ik ben 15 jaar vergiftigd door de psychiatrie’. Dat is een teken van verwardheid. Daarom lijkt het aannemelijk dat het incoherente taalgebruik door verwardheid komt, en geen stijlkeuze is of door lage taalvaardigheid komt. Zonder interventies is de kans groot dat deze persoon dit soort brieven blijft schrijven.” Als een briefschrijver herhaaldelijk schrijft kunnen de stilistische kenmerken en microkenmerken omschreven in de Risicotaxatiemethode Dreigbrieven helpen verschillende brieven aan dezelfde schrijver te koppelen.
Om te testen of de methode werkt, heeft Diekhuis twee onafhankelijke validatieteams aan het werk gezet. De studenten psychologie en criminologie hebben daarbij dreigbrieven uit oude zaken van de politie beoordeeld volgens haar methode. De resultaten zijn veelbelovend: de Risicotaxatiemethode Dreigbrieven is in 2019 vergeleken met een Engelstalig instrument voor taxatie van alarmerende communicatie, en kreeg voor alle criteria een hogere beoordeling.
Diagnose of onderzoek
Diekhuis-Kuiper is naast forensisch linguïstisch expert ook een behandelend psycholoog. Daardoor herkent ze in de dreigbrieven die ze voor strafonderzoeken analyseert regelmatig symptomen van psychische aandoeningen. Diekhuis-Kuiper: “Mijn rol als onderzoeker en mijn werk als psycholoog versterken elkaar. Een eventueel ziektebeeld van een briefschrijver speelt zeker een rol bij het analyseren van de brief. Moet je iemand wel veroordelen, wanneer diegene slachtoffer is van zijn eigen ziektebeeld? Als er bijvoorbeeld bij een briefschrijver een gemoedstoestand ziet die wijst op suïcide, dan is de verdachte misschien beter af wanneer slachtoffer en dader in gesprek gaan met een mediator.”
Valse negatieven
Bij het analyseren van dreigbrieven taxeert Diekhuis-Kuiper sommige brieven als een hoog risico, maar er zijn natuurlijk ook brieven waar een laag risico uit blijkt. “Soms wijst mijn methode uit dat de kans klein is dat een briefschrijver tot verdere actie overgaat. Die verantwoordelijkheid voel ik zeker, omdat op de uitkomst van mijn onderzoek belangrijke beslissingen worden gebaseerd. Maar politie en OM weten ook dat ik mij als wetenschapper alleen uitdruk in waarschijnlijkheden. Ik sluit nooit een scenario uit. Ieder meetinstrument heeft valse positieven en valse negatieven, het mijne ook.”
De Risicotaxatiemethode Dreigbrieven wordt vertaald in het Engels voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. Later volgt de uitgave van een boek in Nederland.
Onberekenbaar
In de loop van 2016 ontvingen meerdere ambtenaren van de gemeente Midden-Delfland dreigende brieven thuis. Officier van justitie Leonie Pronk leidde het onderzoek naar de briefschrijver.
“De burgemeester kreeg op zijn thuisadres boze brieven van een anonieme schrijver,” vertelt Leonie Pronk. “De brieven stonden vol dreigende taal, geschreven door een onberekenbaar persoon. De burgemeester voelde zich echt bedreigd. Midden-Delfland is een kleine gemeente, iedereen kent hem. Wat als bij iemand de stoppen doorslaan? Naast de burgemeester kreeg ook de weduwe van een gemeentesecretaris nare brieven: er werd over haar overleden man geschreven en er werd geld geëist.” Politie en OM kijken direct naar de nodige beveiligingsmaatregelen en er wordt een opsporingsonderzoek opgestart. De brieven worden onderzocht op vingerafdrukken en dna. Op de plek waar de schrijver de brief heeft gevouwen worden dna-sporen gevonden, maar het dna komt niet voor in de database. De zaak lijkt vastgelopen. Dan komt er bij de burgemeester een brief binnen, normaal van toon en door de schrijver ondertekend. Toch gaan er alarmbellen rinkelen bij het onderzoeksteam, omdat de brief naar het huisadres van de burgemeester is gestuurd.
Pronk: “De stijl van de brief, zowel het taalgebruik als het lettertype, deed ons vermoeden dat dit dezelfde schrijver kon zijn. Uiteindelijk hebben we de man aangehouden en met een dna-bevel zijn dna afgenomen. Dat klopte met de sporen van de brief.” De verdachte blijft ontkennen iets te maken te hebben met de dreigbrieven. Hij wordt door de rechtbank veroordeeld, en later in hoger beroep opnieuw. “Hij heeft ook nog cassatie ingesteld, maar hij is overleden voordat de Hoge Raad de zaak kon behandelen. Toch voelt het of we de zaak rond hebben: de brieven zijn al na de eerste aanhouding gestopt en de slachtoffers hebben het kunnen afsluiten.”
In de brieven werden de slachtoffers niet heel direct bedreigd (‘je gaat eraan’), maar de schrijver kwam verward over en dat boezemde de slachtoffers angst in. Pronk: “Brieven met waanbeelden en onsamenhangende taal doen je denken: waar is deze persoon toe in staat? Die onberekenbaarheid maakt angstig. Uit de brieven in deze zaak sprak daarnaast een diepe minachting. Het zijn allemaal factoren van een dreigbrief die belangrijke signalen kunnen zijn. Het kan goed zijn om te weten welke eigenschappen van dreigbrieven zorgen voor een verhoogd risico op nog meer brieven of andere vormen van agressie. Daar moet je wel mee oppassen, uiteindelijk is elke zaak anders. Je kan niet alleen op basis van statistiek concluderen dat iemand geen gevaar loopt.”
Pronk merkt dat de fysieke dreigbrief aan terrein verliest. “De meeste dreigbrieven zijn tegenwoordig online,” vertelt ze. “Ik heb onderzoeken gehad waarbij mensen online anoniem dreigen, met een aanval op een school bijvoorbeeld. In essentie verschilt dat niet veel van papieren brieven. Online heb je geen dna of vingerafdrukken, maar wel legio andere sporen die mensen achterlaten. Bovendien blijft de analyse van dreigende teksten even belangrijk.”