Recente jurisprudentie over de duur van TBS
Hij was het niet geweest. Een ander moet zijn computer gehackt hebben om een Facebook- profiel aan te maken van een fictief minderjarig meisje. Het was natuurlijk de hacker die vervolgens die valse identiteit gebruikt heeft om twee jongens ertoe te verleiden filmpjes te sturen waarop zij zichzelf bevredigden. Dat verdachte geprobeerd had om als fictief meisje een van de jongens tot een seksafspraak te verleiden, klopte ook al niet. Hij had de jongen alleen willen ontmoeten om hem voor de gevaren van het internet te waarschuwen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geloofde er niets van. Het hof wees erop dat er niet alleen gebruik was gemaakt van de internetverbinding van verdachte, maar ook van zijn telefoon en zijn e-mail. Op een bij hem aangetroffen USB-stick stonden bovendien foto’s en de filmpjes van de jongens. Verdachte werd veroordeeld voor de strafbare feiten verleiding van een minderjarige en grooming. Het hof legde behalve een jaar gevangenisstraf ook een onvoorwaardelijke TBS-maatregel op.
Dan resteerde voor het hof nog de vraag hoe lang de TBS maximaal zou kunnen duren. In beginsel is dat vier jaar, maar wanneer de TBS is opgelegd voor geweldsmisdrijven kan de rechter bepalen dat er geen begrenzing is; de TBS is dan ongemaximeerd.
Het hof Arnhem-Leeuwarden vond dat de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig gemaakt had van dien aard waren dat de duur van de TBS onbegrensd diende te zijn.
Verdachte was het daar niet mee eens en stapte naar de Hoge Raad. Daar klaagde hij dat de strafbare feiten waarvoor hij veroordeeld was geen geweldsmisdrijven waren en dat hij de slachtoffers ook met geen vinger had aangeraakt. De TBS zou dus niet langer dan vier jaar mogen duren.
In het algemeen wordt gezegd dat ongemaximeerde TBS alleen bij geweldsmisdrijven mogelijk is, maar de wet is ruimer dan dat. Die spreekt van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat betekent dat ongemaximeerde TBS ook opgelegd kan worden voor misdrijven die zich zonder fysiek geweld kunnen voordoen. Een voorbeeld uit de rechtspraak is een brandstichting waardoor levens in het gevaar zijn gebracht. Het is zonneklaar dat het maken van kinderporno een delict is waarvoor ongemaximeerde TBS mogelijk is. Maar uit rechtspraak van de Hoge Raad kan men afleiden dat dat voor het bezit van kinderporno niet zonder meer het geval is. Bij een delict als belaging (stalking) zal de rechter die een niet-gemaximeerde TBS wil opleggen duidelijk moeten motiveren waarom de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer gevaar heeft gelopen. Bij belaging gaat het immers vooral om de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en die kan verregaand geschonden worden zonder dat de onaantastbaarheid van het lichaam in het geding is geweest.
Wat betekent dit alles voor de online verleiding tot ontucht in de zaak met het ‘neptienermeisje’?
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had geoordeeld dat wat verdachte met de jongens had gedaan (filmpjes van zichzelf laten maken en die met verdachte delen) “onmiskenbaar had geleid tot een schending van de onaantastbaarheid van het lichaam”.
De Hoge Raad haalt de wetsgeschiedenis erbij. Toen de regels over de maximering van de TBS werden ingevoerd, zei de wetgever dat het verleiden van minderjarigen tot ontucht (art. 248a Sr) als ‘geweldsmisdrijf’ kon worden beschouwd. Vervolgens werd dat art. 248a Sr zo gewijzigd dat duidelijk was dat ook verleiding op afstand, bijvoorbeeld via het internet, strafbaar was.
Tegen die achtergrond kan de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof billijken. Er is dus geen fysieke nabijheid en lijfelijk contact nodig om van een ‘geweldsmisdrijf’ te kunnen spreken.
Een modern, maar logisch standpunt van de Hoge Raad.
Overigens kwam de Raad niet toe aan de vraag of ook de grooming van een van de slachtoffers als ‘geweldsmisdrijf’ kon gelden. Op grooming staat namelijk maar twee jaar en dan is TBS sowieso niet mogelijk.