De wijze waarop de forensische zorg in Nederland is georganiseerd geldt voor veel landen als een voorbeeld. Geregeld leid ik dan ook buitenlandse gasten rond in een van onze klinieken.
Zo had ik vorig jaar een mensenrechtenactiviste uit Rusland te gast. Op een gegeven moment kwam het begrip ‘onbehandelbaarheid’ ter sprake. Zij gaf aan een psychiater in haar thuisland te kennen die claimt ook ernstige persoonlijkheidsstoornissen binnen 3 maanden te kunnen genezen. Binnen de behandelgevangenis waar deze psychiater werkzaam is worden patiënten, ongeacht de onderliggende stoornis, als het ware gemarineerd in medicatie. Volledig gesedeerd brengen ze hun detentietijd door. Als de straf is afgelopen worden ze vervolgens zonder enige vorm van nazorg op straat gezet. Deze Russische psychiater slaagt er op deze wijze in om in zijn kliniek de rust te bewaren, maar of de patiënt daadwerkelijk is genezen is uiteraard maar zeer de vraag.
Gedurende de rondleiding trachtte ik deze activiste het Nederlandse stelsel uit te leggen. Met 28 forensische zorgtitels geen makkelijke opgave. Binnen een beveiligde setting werken aan risicofactoren voor delictgedrag en de nieuw aangeleerde vaardigheden oefenen in de praktijk middels het stapsgewijs uitbouwen van vrijheden stond bovendien ver af van de Russische realiteit.
Toch worstelen we ook in Nederland met het begrip onbehandelbaarheid. In ons maakbaarheidsdenken moet ieder gebrek kunnen worden gerepareerd. Aangezien bij boeven een gebrek al snel is gevonden, ligt vanuit dit maakbaarheidsdenken behandelen meer voor de hand dan opsluiten in het gevang.
Middels het schakelartikel 2.3 Wet forensische zorg hebben strafrechters sinds 1 januari 2020 de mogelijkheid om op ieder moment in het strafproces een civielrechtelijke zorgmachtiging te initiëren. Met deze zorgmachtiging kunnen patiënten vervolgens voor een periode van 6 maanden binnen de reguliere psychiatrie worden geplaatst. Hoewel de verwachting was dat de strafrechter spaarzaam om zou gaan met dit schakelartikel, wordt de officier van justitie inmiddels te pas en te onpas verzocht om deze route te bewandelen.
Ik vind dit geen goede ontwikkeling. Zoals de landelijk officier verplichte zorg Janine Berton in haar interview in deze Opportuun al aangeeft, is er een groot verschil tussen de reguliere en de forensische psychiatrie. De behandeling van forensisch psychiatrische patiënten is een specialisme. De reguliere psychiatrie kan weinig met deze categorie patiënten. Het gedrag van deze doelgroep ontwricht het behandelklimaat en vormt een bedreiging voor medepatiënten en personeel. Daarnaast is recidivepreventie niet de focus van de reguliere behandeling en is toeleiding naar een vervolgvoorziening in zes maanden tijd eenvoudigweg niet te realiseren. Voor het voortijdig beëindigen van de opname is toestemming van de minister van Justitie en Veiligheid vereist. In het conceptformat dat hiervoor is opgesteld, moet onder andere een risicotaxatie worden aangeleverd. De expertise om deze op te stellen ontbreekt binnen de reguliere psychiatrie. Doorplaatsing naar een forensische instelling met een hoger beveiligingsniveau stuit op financiële obstakels. De opname uitzingen tot de machtiging verloopt en ondertussen de schade beperkt zien te houden is het enige wat resteert.
De nieuwe shortcut vanuit het strafrecht richting de reguliere psychiatrie is gevaarlijk en onnodig. Met 28 forensische zorgtitels bestond voor 1 januari al de mogelijkheid om iemand op meerdere momenten in het strafproces te verwijzen naar een beveiligde setting voor een forensische behandeling. Als ik dit een Russische mensenrechtenactiviste uit kan leggen, dan moet een Nederlandse strafrechter dit toch zeker kunnen begrijpen.