Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
Janine Berton, landelijk officier verplichte zorg
“Mensen met verward gedrag worden toch een beetje eng gevonden. Alsof zij ook meteen gevaarlijk of agressief zijn. Dat beeld klopt absoluut niet.” Dat zegt Janine Berton, landelijk officier verplichte zorg. Ze hoopt dat er meer kennis komt over forensische en civiele (GGZ-)zorg.
In 2006 stapte ze vanuit de advocatuur het OM in, als een van de ‘Posthumus’-officieren die naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord werden geworven. De eerste tien jaar deed ze zaken op veel terreinen. Eerst jeugd, huiselijk geweld, interventiezaken. Later leidde ze jarenlang grotere onderzoeken, totdat ze merkte dat die haar steeds minder trokken. In 2016 werd Berton Bopz-officier, dat staat voor Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
Waarom wilde je Bopz-officier worden, de wereld van straf en zorg?
Ik merkte dat ik niet heel gelukkig meer werd van drugsof overvallenonderzoeken. Ik wilde terug naar wat ik ook als jeugd- en huiselijkgeweldofficier had gedaan. Het meer ‘mensgerichte’. Iets voor een persoon proberen te betekenen. Na de zaak-Bart van U. (die zijn zus en oud-minister Els Borst doodde) en het rapport-Hoekstra daarover, kregen Bopz-officieren een grotere rol binnen het OM. Toen er een vacature voor Bopz-officier kwam in Den Haag, solliciteerde ik daarnaar, ook omdat het een nieuwe tak van sport was. Toen was al bekend dat de Wet Bopz vervangen zou worden door de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang. In augustus 2018 kon ik landelijk officier verplichte zorg worden. Ik wilde graag mijn steentje bijdragen aan de problematiek rond personen met verward gedrag, en samenwerken met ketenpartners uit de zorg. Dat werk doe ik nu vanuit het Expertisecentrum Medische Zaken bij arrondissementsparket Rotterdam. Daar zijn beleidsadviseur Kimberly Vermeulen en ik een soort siamese tweeling. Ik zal nooit zeggen dat zoiets als met Bart van U. nooit meer kan gebeuren, maar we kunnen wel ons best doen om het zoveel mogelijk te voorkomen, door zo snel mogelijk te onderkennen dat we misschien weer met zo’n verdachte te maken hebben.
Over dat ‘enge beeld’ gesproken. Een ondermijningsofficier zei ooit. ‘Bij zware criminelen let ik ook wel op, maar ik ben vooral op mijn hoede voor gestoorden die ineens van 0 tot 100 kunnen exploderen.’
Eerlijk gezegd vind ik dat een verkeerd beeld. Als wij op ZSM zien dat iemand begint te ontsporen, is dat meestal iemand die, ik noem maar wat, een tijdje zijn medicatie niet heeft genomen. Dan is het gewoon zaak dat hij dat zo snel mogelijk krijgt en weer kan functioneren. Maar te vaak wordt gedacht aan de Michael P.’s, de Bart van U.’s, de Breiviks et cetera, terwijl die zó’n klein percentage vormen.
Als ik in de stad iemand passeer waar iets mis mee lijkt – wartaal uitslaand, fles drank in de hand – denk ik: even goed opletten.
Da’s een goeie, want je zegt ‘drank’. Verslaving is iets heel anders dan echte psychiatrische problematiek.
Akkoord, schrappen we de drank uit het voorbeeld.
Nee wacht, want het illustreert juist een punt dat ik wil benoemen. De politie, de media - iedereen gooit alles op de term verward. Maar wat is nou verward? Mensen met verward gedrag vormen een heel grote cirkel. Daarin zitten drugsverslaafden, mensen die na een vrijgezellenfeestje te veel op hebben, diabetici die hun insuline niet genomen hebben, dementerenden, noem maar op. Daarbinnen, in een veel kleinere cirkel, zitten de mensen met echte psychiatrische problemen. En dáárbinnen heb je een nog kleinere cirkel van mensen die inderdaad agressief en gevaarlijk kunnen worden. Maar de groep psychiatrische patiënten bestaat vooral uit mensen waar je veel mededogen mee moet hebben. Die hun verwaarloosde huis niet uitkomen. Die categorie krijgt echt onvoldoende aandacht in de media. Het gaat altijd om degenen die agressief zijn. In politiemutaties lees je het soms ook: ‘We troffen iemand aan die helemaal schizofreen was’. Dan denk ik: hoe weet je dat nou? Ik weet het niet. Ik kan hooguit zeggen: ik zie kenmerken die lijken op een psychose of zoiets. Maar ik ben jurist, geen psychiater. Dus laten we niet te snel een oordeel aan gedrag geven.
Ik ben zelf ook af en toe verward. Ben ik iets aan het zoeken. Trek ik de koelkast open. Sta ik seconden in het niets te turen, tot ik me realiseer: wat ben ik nou aan het doen?
Haha. Ik heb het altijd met mijn sleutels. Héb ik nou die deur op slot gedaan, of niet? En dan loop ik weer terug, om te kijken hoe het zit – dat is natuurlijk ook een soort van lichte dwangstoornis. Zo heeft iedereen wel wat, toch?
Hoe moeten OM’ers kijken naar personen met verward gedrag?
Wij zeggen altijd: denk de stoornis even weg. Wat zou je dan doen bij het beoordelen van de zaak? Daarna kun je, als er mogelijk sprake van een ‘zorg-kant’ is, contact opnemen met je Verplichtezorgteam. Maar vergeet het strafrecht niet. Ons kennisnet begint met een tegeltje: ‘Een stoornis is geen vrijbrief om een strafbaar feit te plegen’. Daarom moeten de GGZ-zorgprofessionals die aangifte doen van een strafbaar feit - gepleegd door een betrokkene in zorg -, serieus worden genomen. Ik hoor nog te vaak: ja, maar de verdachte is verward, hij kon er niks aan doen, hij zit er niet voor zweetvoeten. Maar veel opgenomen personen in een GGZ-instelling weten heel goed dat geweld plegen niet mag. Dus je hoeft niet gelijk iemand aan de hoogste boom op te hangen, maar in hoorzittingen in ggz-instellingen waar de verdachte en het slachtoffer zitten, kan de officier op zijn minst uitspreken dat bepaald gedrag consequenties heeft. Daarmee bevestig je die zorgverlener die net een klap in zijn gezicht heeft gekregen, dat dit gedrag niet getolereerd wordt.
Schets de ontwikkeling naar de verplichtezorgwetgeving eens? Hoe was het 5 jaar geleden?
Vóór het rapport-Hoekstra had ieder parket ook een Bopz-afdeling. Maar het accent lag op de administratieve afhandeling van verzoeken voor gedwongen opname. Het OM was oneerbiedig gezegd vooral een ‘brievenbus’ waar verzoeken vanuit de zorg binnenkwamen. De administratief medewerker zette dat om in een verzoek naar de rechtbank, en dat ging dan rechtstreeks naar de rechtbank, vaak met een stempel van de hoofdofficier. Er was al wel een Bopz-officier, maar die had daar een lage vrijstelling voor. Die deed dat ‘er een beetje bij’. Destijds was het voor mij ook een heel andere wereld. Ik wist dat er ergens een administratief medewerker zat die er iets mee deed, maar wat het nou precies inhield, daar hield je je als officier niet mee bezig.
Toen kwam de zaak-Bart van U.
En daarna het rapport-Hoekstra. Daarin ging het ook over DNA en Executie, maar ten aanzien van Bopz stond er eigenlijk: ja officier, als jij een verzoek moet indienen, moet je ook je rol nemen en voor de verbinding zorgen tussen straf en zorg. Toen zijn we op een andere manier gaan werken en zijn er op ieder parket ‘dedicated’ Bopz-officieren gekomen. Er kwam de nieuwe functie van Bopz-secretaris en de administratie is uitgebreid. We zijn eigenlijk al gaan vooruit werken op de nieuwe Wet verplichte ggz, door bij verzoeken aan de rechter informatie over het strafblad te geven en mutaties van de politie bij te voegen. We gingen meer participeren in de veiligheidshuisoverleggen en zochten veel meer het contact met de ggz. Sinds 1 januari is de Wvggz in werking getreden. Er zijn nog meer collega’s bijgekomen, die een nog grotere rol hebben gekregen. We zitten nu helemaal aan de voorkant: alle aanvragen voor verplichte zorg gaan via de officier van justitie, of het nu een aanvraag is vanuit de gemeente of vanuit de zorg zelf. De officier bepaalt of een zorgmachtiging wordt voorbereid en ook of uiteindelijk een verzoek wordt ingediend. We hebben er heel veel werk bij gekregen.
Is het een verbetering?
Absoluut. Je moet niet de illusie hebben dat je alles kunt voorkomen, maar mensen met verward gedrag die een gevaar kunnen vormen, komen eerder in beeld. We kijken bij voorbeeld wat er in strafzaken heeft gespeeld en of er nog een straf openstaat. Daarnaast is het ook de bedoeling dat er meer aanvragen komen, niet alleen vanuit de zorg, maar ook vanuit de gemeente. Alle gemeenten hebben sinds 1 januari 2020 een meldpunt voor personen met verward gedrag, waar iedere burger een melding kan doen. De gemeente is dan verplicht een ‘verkennend onderzoek’ te doen. Als dat ertoe leidt dat iemand verplicht in de zorg zou moeten, komt de aanvraag bij de officier. Daar kijken wij kritisch naar, omdat we in de wet een poortwachtersfunctie hebben gekregen.
Hoe doet zo’n gemeente zo’n onderzoek?
We hebben driehonderdzoveel gemeenten en iedere gemeente mag het op zijn eigen manier doen. De grote gemeenten hebben daar aparte afdelingen voor, en mensen in dienst genomen, veelal vanuit de ggz of wijkdiensten, om mee te kijken. En sommige gemeenten hebben dat weer neergelegd bij de ggd. Dus heel verschillend.
Gaan ze de wijkagent laten aanbellen, of zelf in allerlei systemen kijken?
Het zal eerder worden gevraagd bij de wijkagent of iemand bekend is. Het is ook niet makkelijk voor gemeenten. Ze moeten een onderzoek uitvoeren, maar je hebt hier wel te maken met een zorgwet. En als je kijkt naar de AVG, dan zijn medische gegevens zelfs nog beter beschermd dan strafvorderlijke gegevens. Iemand met een medisch beroepsgeheim – en in de ggz-sector heeft iedereen dat – kan niet zomaar van alles gaan vertellen.
Kan het OM wel meer dan de gemeente?
Ja. Onze verplichtezorgofficieren, -secretarissen, en -administraties hebben allemaal een afgeleid medisch beroepsgeheim, bovenop ons reguliere beroepsgeheim. We mogen niet zomaar medische informatie die we op grond van deze wet verkrijgen, in de strafzaak gebruiken. Daarom hebben we het afgescheiden systeem OMzis, het OM-zorginformatiesysteem, en daar kunnen maar een beperkt aantal mensen bij.
Zit het bewijs dan niet juist in informatie die je niet mag prijsgeven?
Nee, dat moet zitten in de processen-verbaal van de politie. Wel kan aan de rechter worden meegedeeld of er een zorgmachtiging is, en mogelijk ook of er een zorgmachtiging is voorbereid en dat dat niet is gelukt. De rechter hoeft niet precies te weten wat iemand mankeert, welk medicijn hij gebruikt en hoe vaak hij zijn behandelaars ziet. De strafrechter moet vooral weten of iemand in de zorg zit of niet, en of iemand opgenomen is of niet. Waar de Wet Bopz echt over opname ging, gaat de Wvggz juist uit van ambulante zorg. Als ultimum remedium, uiterste zorg, kan er een opname zijn voor een tijdelijke periode.
Wat zou je over vijf jaar willen zien?
Dat via reparatiewetgeving wat slordigheidjes uit de wet zijn verdwenen. Dan wordt het werken met de wet minder omslachtig. Nu kraakt het nog. Ook zou ik willen zien dat de wet werkt zoals de wetgever hem bedoeld had: meer ambulantisering; meer inspraak van de betrokkene en zijn netwerk en zijn familie; verplichte zorg alleen als het moet; rekening houden met de behoeftes en het maatschappelijk perspectief van iemand. Verder zou ik zou graag zien dat dit werk gezien wordt als een van de essentiële taken van het OM, net zoals een ZSM-dienst, een TGO of een zitting. Zo ver zijn we nog niet. Hoofdofficier Heleen Rutgers zegt het altijd treffend: ‘Iedereen wilde het onderzoek doen naar de moord op minister Borst. Maar alles wat daarvóór zit, en waar de verplichtezorg-officier een cruciale rol kan spelen, dat vindt men dan weer niet spannend.’ Maar een moord voorkómen lijkt me minstens zo belangrijk als er een oplossen, toch? En ik hoop dat de kennis onder de collega’s en onder strafrechters over een paar jaar verbeterd is. De Wvggz is een nieuwe, ingewikkelde, civiele wet. Het gaat over privacy en het afgeleide medisch beroepsgeheim. Het kost tijd die wet te doorgronden. Kijk, niet elke collega hoeft exact te weten in welk artikel wat staat, maar ik zou het wel fijn vinden als de collega’s en ketenpartners echt beseffen wat GGZ-zorg inhoudt. Daar ontbreekt het vaak aan. Het vraagt ook wat andere vaardigheden: praten met een psychiater is toch wezenlijk anders dan praten met een politieagent.
Wat moeten OM’ers absoluut weten over civiele zorg in de reguliere GGZ?
Één: civiele zorg in de reguliere GGZ is iets heel anders dan forensische zorg. Forensische zorg is zorg op basis van een straf of maatregel die door de strafrechter is opgelegd. Die zorg ziet ook op het voorkómen van recidive en wordt eigenlijk in het belang van de samenleving opgelegd. Civiele zorg wordt in het belang van de betrokkene opgelegd: welke zorg heeft die persoon nodig. Dat is wezenlijk anders dan een behandeling gericht op dat recidivegevaar. Twee: civiele zorg betekent niet dat iemand automatisch opgenomen wordt. Sterker nog: die is in de regel juist meer ambulant. Er wordt alleen besloten tot opname als het echt nodig is. En drie: als er sprake van opname is, is dat op een heel laag beveiligingsniveau. Veel meer dan dat een deur of raam dicht is, moet je je er niet bij voorstellen. GGZ is geen gevangenis en kan nooit een vervanging voor gevangenisstraf zijn. Dus als je echt een behandeling wil die is gericht op gevaar voor recidive en op een hoog beveiligingsniveau, dan zal je indien mogelijk snel moeten uitwijken naar forensische zorg, en niet handelen op basis van de Wvggz.
Welke misverstanden zie je nu?
Regelmatig denken mensen dat wij van de zorg zijn. En dat zijn we niet. Wij hebben wel een grote rol in deze wet, maar dat is een regierol op de procedure. Een poortwachtersrol. Maar de zorg, daar is echt de zorgsector van. Er wordt nog steeds heel veel naar ons gekeken als het gaat om problematische personen die geplaatst moeten worden binnen een bepaalde instelling. Maar het OM is niet van de plaatsing. Ik herhaal graag wat procureur-generaal Rinus Otte in vorige Opportuun zei: ‘Als we er niet van zijn, moeten we er niet op lopen.’
Zijn OM’ers die er toch ‘op gaan lopen’, te lief?
Te lief en te bezorgd, denk ik. Bang dat als het misgaat, we niet genoeg gedaan lijken te hebben. En vooral bang dát het mis kan gaan met zo’n persoon. Dus beter gezegd: het is vanuit een groot verantwóórdelijkheidsgevoel dat we steeds gaan lopen. We kunnen ook niet zeggen dat we helemaal niet verantwoordelijk zijn, maar in onze samenwerking moeten we zorgen dat de verantwoordelijkheid vooral op de plek komt te liggen waar die hoort te liggen. Dat moet ook in het overleg met onze ketenpartners aan de orde komen. Bespreek een zaak zo nodig in het Veiligheidshuis. Je hebt elkaar vooral ook nodig. Dus je moet ook veel begrip hebben voor ketenpartners. En je moet veel kunnen lezen. In onze poortwachtersfunctie krijgen we veel stukken. Medische verklaringen, zorgplannen, bevindingen en voorstellen van de geneesheer-directeur. Aan de hand van die stukken moeten wij beslissen of er een verzoekschrift wordt ingediend. Dus je moet verbanden kunnen zien. En ook het lef hebben om als je iets denkt te zien dat niet klopt, contact op te nemen. Wij zijn juristen. Als wij de medische onderbouwing niet snappen, gaat de rechter het ook niet snappen.