Tekst Tineke Zwart
Foto Loes van der Meer
Flatbrand in Arnhem
Hij wil net met zijn vrouw op nieuwjaarsbezoek gaan, als officier van justitie Carlo Dronkers een telefoontje krijgt. Een flatbrand in Arnhem, veroorzaakt door met vuurwerk spelende jongens, heeft tot een drama geleid. De jeugdofficier: “In deze zaak zijn drie gezinnen enorm getroffen.”
Carlo Dronkers, coördinerend jeugdofficier in Oost Nederland, groeide op in zo’n typische galerijflat uit de jaren ’60 en ’70. Tijdens de jaarwisseling was hij steevast met zijn vriendjes op de galerij te vinden om vuurwerk af te steken: “Ik wilde dat het vuurwerk in de lucht ontplofte, en niet op de grond. Dus ik hield het zo lang mogelijk in mijn handen. Ik dacht er geen moment bij na dat het vuurwerk dus ook mensen op de galerijen onder mij kon verwonden.” Onbesuisd, onbezonnen: net als twee Arnhemse jongens, 12 en 13 jaar oud. Afgelopen jaarwisseling legden ze vuurwerk op een afgedankt bankstel in de hal van een galerijflat aan het Gelderseplein in de Gelderse hoofdstad. Het kost twee mensenlevens.
De jongens mogen na middernacht van hun ouders nog even met klein, legaal vuurwerk naar buiten. Ze moeten op het pleintje voor de ingang van de flat blijven, want ‘verderop staan de grote jongens met gevaarlijk vuurwerk’. De bewakingscamera’s bij de flat registreren de spelende jongens: ze voetballen met een ‘tolletje’, gooien vuurwerk in de hal én leggen een tolletje op het bankstel.
Het vuurwerk veroorzaakt een steekvlammetje, maar dat dooft al snel. De jongens verliezen hun belangstelling voor het smeulende vuurtje, spelen nog even en stappen in de lift naar boven, want om kwart voor één moeten ze thuis zijn. In de hal laait het vuurtje in het bankstel plotseling op. Het trappenhuis werkt als een schoorsteen, de ‘trek’ zit er goed in. Op de vijfde verdieping stapt een jong gezin onwetend in de lift. Als beneden de liftdeuren open gaan, worden ze geconfronteerd met de verzengende brand. Het gezin probeert te ontsnappen door de lift naar de derde verdieping te sturen. Maar de enorme rookontwikkeling wordt de 39-jarige vader en zijn 4-jarige zoontje fataal. De 36-jarige moeder en het 8-jarige dochtertje worden naar het ziekenhuis gebracht. Zij overleven de helse, verstikkende opsluiting in de lift, maar zijn voor het leven getekend.
Brandlucht
Carlo Dronkers wil net met zijn vrouw op nieuwjaarsbezoek gaan, als hij een telefoontje krijgt over dit drama dat Arnhem op nieuwjaarsdag in zijn greep houdt. “We zijn omgedraaid, want ik wilde meteen naar de plaats delict. De brand was onder controle, maar de brandlucht was nog steeds enorm indringend.” De zwartgeblakerde portiek is afgetimmerd met platen. Omdat de flat maar één uitgang heeft en het trappenhuis onbruikbaar was, moeten de bewoners gebruik maken van een noodtrap.
Het is even voor het middaguur als twee jongens, omringd door politiemensen, van de noodtrap af komen, hun gezichten verborgen in zwarte hoodies. De verzamelde pers beseft meteen dat het hier om de verdachten van de brandstichting moet gaan. De politiewoordvoerder kan niet anders dan dit bevestigen en doet tegelijkertijd een beroep op de journalisten om prudent om te gaan met de beelden. Tevergeefs, de aftocht van het tweetal - kinderen nog - haalt alle nieuwsuitzendingen.
Carlo Dronkers: “De bewakingsbeelden van de nacht waren snel uitgekeken, daarop waren deze jongens die met hun ouders in de flat woonden, te zien. Ik had geen andere keus dan ze thuis te laten aanhouden. In een onderzoek met zulke grote belangen ga je de verdachten niet vragen om zich te melden op het politiebureau. Je weet immers nog niet heel veel en de sporen moeten ook veilig gesteld worden. De politie heeft er alles aan gedaan om ze te beschermen tegen de media. Maar journalisten hebben hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Die hebben ze helaas niet allemaal genomen.”
Huilen
Pas op het politiebureau worden de jongens geconfronteerd met de fatale gevolgen van hun onbezonnen daad. Dronkers krijgt vervolgens te horen dat ze breken en alleen nog maar kunnen huilen. Hij moet aan het einde van de dag een lastige beslissing nemen, namelijk dat het tweetal de nacht in de politiecel moet doorbrengen: “Bij een jeugdzaak die juridisch niet heel ingewikkeld ligt, kies je eigenlijk altijd voor een inverzekeringstelling in de thuissituatie. Maar ik wist niet of ze thuis veilig zouden zijn. Hoe zou de buurt reageren? Beschouwen de flatbewoners dit als een noodlottig ongeval, of zijn dit jongens waar ze altijd al overlast van hadden? Omdat er ook niet meteen een andere veilige plek was, heb ik toch besloten om ze één nacht in de politiecel te houden. Dat had niets te maken met een signaalwerking naar de samenleving. Ik nam die beslissing op basis van de informatie en de mogelijkheden die ik op dat moment had.”
Voor de tweede nacht werd er wel een andere, veilige plek voor de jongens gevonden. Tot opluchting van de ouders: “Een van de moeders kwam bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris naar mij toe, om mij te hiervoor te bedanken”, vertelt Dronkers. Bij de voorgeleiding gebeurde nog iets dat Dronkers, hoewel gepokt en gemazeld in jeugdzaken, altijd zal bijblijven: De rechter-commissaris vroeg aan één van de verdachten of hij nog iets wilde zeggen voordat er een beslissing genomen werd. Het antwoord was hartverscheurend. “Die jongen zei: Ik probeer er maar steeds niet aan te denken, maar het lukt niet.”
“In deze zaak zijn drie gezinnen enorm getroffen. Natuurlijk in de eerste plaats het gezin waarvan de moeder en de dochter alleen verder moeten. Dat verdriet werd heel goed gezien door de ouders van de verdachten. Maar tegelijkertijd wilden deze ouders ook niets liever dan het leed samen, binnen het gezin verwerken.”
In de gezinnen van de twee jongens heerste ‘een goed pedagogisch klimaat’, zegt Dronkers: “Hardwerkende ouders, met jongens die het goed deden op school. Ze mochten tussen 12 en kwart voor 1 voor de flat hun - legale - vuurwerk afsteken, daarna moesten ze naar huis komen. Ze mochten niet naar het andere plein, waar de grote jongens waren met het gevaarlijke vuurwerk. De vader van een van de jongens heeft ze nog gebeld om ze eraan te herinneren dat ze echt op tijd thuis moesten zijn. Daar hebben ze zich aan gehouden, alleen is het vlak voor die tijd vreselijk mis gegaan.”
Zijn eigen jeugdherinneringen spelen in de aanloop naar de strafzaak regelmatig door zijn hoofd: “Ik wéét hoe verleidelijk het is om vuurwerk af te steken in zo’n flat. Het klinkt natuurlijk beter in een afgesloten ruimte, dat weten alle jongens die met vuurwerk spelen. Het lijkt ook niet zoveel kwaad te kunnen, in zo’n stenen hal.”
Voorwaardelijke opzet
Dit begrip stond een juridische beoordeling van de zaak niet in de weg. Dronkers kiest uiteindelijk voor de voorwaardelijke opzet op brandstichting; de jongens hadden moeten weten dat het gevaarlijk was om vuurwerk op het afgedankte bankstel af te steken. “Bij een jeugdzaak als deze, zie je dat er in het strafrecht anders wordt geredeneerd dan in de ontwikkelingspsychologie. In de ontwikkelingspsychologie is de gangbare opvatting dat zulke jonge kinderen niet nadenken over de mogelijke gevolgen van hun handelen. Maar in het strafrecht houden we kinderen vanaf twaalf jaar toch verantwoordelijk voor hun daden. Dat gaat heel gradueel, afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau.”
Bij het bepalen van de strafmaat ging Dronkers niet over één nacht ijs. “Ik heb een heel breed strafmaatoverleg gehouden. Ook omdat ik zelf twijfelde tussen schuldigverklaring zonder oplegging van straf en een kleine werkstraf. Uiteindelijk heb ik toch gekozen voor een kleine werkstraf van 60 uur. Deze jongens hebben de dood van de vader en zijn zoontje niet gewild, maar ze hebben wél iets fout gedaan. Ze zijn heel onvoorzichtig geweest. Ook zonder dat er doden waren gevallen, zouden ze hiervoor mogelijk bij Halt terecht komen. Het eisen van een werkstraf was een signaal naar de samenleving. En ook een signaal in de richting van de jongens zelf: na het verrichten van de werkstraf zouden zij de zaak óók kunnen afsluiten.”
De zitting in juni verloopt waardig. “De aandacht voor het leed van de nabestaanden én voor de jonge verdachten was goed in balans”, zegt Dronkers. Hij raakt daarmee een belangrijk punt in deze zaak: “Want natuurlijk is het verschrikkelijk wat dit gezin is overkomen. Er is onherstelbaar leed aangericht. Als officier wil je recht doen aan dat vreselijke verdriet. Tegelijkertijd zag ik twee heel jonge jongens in het verdachtenbankje zitten. Kinderen, van wie het leven door deze zaak óók voorgoed is veranderd. Beide aspecten wilde ik verwerken in de strafeis.”
Schuld
Twee weken later, bij de uitspraak, blijkt dat de rechtbank anders tegen de zaak aankijkt. De rechtbank vindt dat er geen sprake is van opzet, maar van schuld. Dronkers kan er mee leven: “Ik was uitgegaan van voorwaardelijke opzet in de minst zware variant. De rechtbank schoof nog een stukje verder op, dan kom je inderdaad uit bij schuld.” Beide jongens zijn volgens de rechtbank schuldig, al stak één van hen het vuurwerk af en keek de ander op dat moment alleen maar toe. Omdat de jongens de hele tijd samen met vuurwerk gespeeld hebben, zijn hun rollen uitwisselbaar.
De rechtbank legt de gevraagde werkstraf niet op en houdt het bij een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Daarbij baseert de rechtbank zich met name op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad waarschuwde daarin voor een ongewenst neveneffect van straf; namelijk dat de jongens zich hierdoor crimineel zouden voelen én zich zo zouden gaan gedragen. Een straf of maatregel voegt volgens de rechtbank niets meer toe, ook niet als signaal naar de maatschappij.
Tijdens het uitspreken van het vonnis kan de rechter haar emoties ternauwernood in bedwang houden. Ook bij de nabestaanden en bij de familie van verdachten vloeien tranen. Waar de publieke opinie meteen na de brand tendeerde naar ‘een noodlottig ongeval’, heerst nu onbegrip dat er helemaal geen straf wordt opgelegd.
Twee weken heeft Dronkers na het vonnis, om zich te bezinnen op hoger beroep. “Ik kon leven met de motivering van de rechter om geen straf te leggen. Ik had zelf immers ook getwijfeld. Daarnaast vond ik het belangrijk dat de zaak tot een einde kwam. Ik had er alles aan gedaan om de zaak voor de zomer op zitting te krijgen. De zitting was goed en waardig verlopen, voor alle partijen. Ik kon het afsluiten.”
Inspiratiebron
Toch denkt hij nog regelmatig aan de zaak en aan de jongens. “Deze jaarwisseling zal ik er ook weer aan denken, als ik mijn vader bezoek. Net als vroeger zal de hal van de portiekflat bezaaid liggen met vuurwerkafval. Spelen met vuurwerk is van alle tijden. Onschuldig vuurwerk bestaat eigenlijk niet en zeker niet in de handen van jonge kinderen. Het is een wonder dat een fataal ongeval als dit niet eerder is gebeurd.”
Dat een zaak als deze in zijn geheugen gegrift staat, is geen last: “Het is juist een inspiratiebron: om bij iedere jeugdcasus weer te benadrukken dat jonge mensen fouten maken. Soms kleine fouten, die grote gevolgen kunnen hebben. En die verhalen moet je blijven vertellen, op een bepaalde manier voel ik me daartoe verplicht, het is onderdeel van mijn functie. Omdat andere jongeren altijd denken: maar mij overkomt dat niet, ik ben voorzichtig. Nou, het kan iedereen overkomen.”