Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
Nieuw team moet criminele bedrijfsproces verstoren
Het Multidisciplinaire Interventie Team analyseert vanuit verschillende invalshoeken het criminele bedrijfsproces. Met het ontwrichten hiervan als doel. Gesprek met de plaatsvervangend hoofdofficieren van LP en FP. Over de nieuwe Endstra’s, data-analyse en een vliegende start. En over het MIT als bedreiging of kans.
Geen misverstand. Tegen ondermijning hebben opsporing en vervolging de afgelopen jaren wel degelijk successen behaald. Alleen, bij die aanpak van criminele samenwerkingsverbanden zijn nog te weinig vorderingen gemaakt tegen het verdíenmodel van de georganiseerde misdaad. “Dat criminele bedrijfsproces moeten we gaan verstoren met de komst van het MIT”, zeggen plaatsvervangend hoofdofficier van het Landelijk Parket, Janneke de Smet-Dierckx, en plaatsvervangend hoofdofficier van het Functioneel Parket, Sander de Haas.
Het MIT – Multidisciplinair Interventie Team – is een samenwerking van zes moederorganisaties, dat uiteindelijk zo’n 300 tot 400 teamleden zal tellen. Naast het OM nemen ook de politie, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), de Belastingdienst, de Koninklijke Marechaussee en de Douane deel. Als onderdeel van een brede overheidsaanpak van ondermijning.
Wat verstaan jullie onder het ‘criminele bedrijfsproces’?
Sander de Haas: “De bedragen wisselen met ieder onderzoek, maar bij ondermijnende criminaliteit gaat het om miljarden euro’s. Dat geld wordt voortdurend nationaal en internationaal rondgepompt en witgewassen, en belandt uiteindelijk in de legale economie. Diverse branches, sleutelfiguren en facilitators spelen bij dat verplaatsen een rol en dat geheel aan activiteiten noemen wij de criminele bedrijfsprocessen. Om in de bestrijding effectiever te worden moeten we op dat veelomvattende proces meer zicht krijgen. We zijn, terecht, blij als we grote hoeveelheden cash geld vinden of een container met cocaïne onderscheppen, maar we zien te weinig het achterliggende beeld.”
En het MIT krijgt daar dan wel zicht op?
Janneke de Smet-Dierckx: “Dat is wel de bedoeling van die multidisciplinaire aanpak. ‘Multidisciplinair’ zegt het al: het gaat erom dat je verschillende ‘brillen’ kunt opzetten en daardoor het totaalbeeld beter ziet. Zoals de Landelijke Recherche doet bij de ontsleutelde Encrochat-berichten. Dan kijken ze én naar drugs, én naar boeven, én naar geld, én naar corruptie.”
De Haas: “Juist die multidisciplinaire analyses geven inzicht in criminele bedrijfsprocessen en sleutelfiguren.”
Ik hoor dat het MIT ‘in opbouw’ is én dat er al een ‘vliegende start’ gemaakt is. Wat is het nou?
De Haas: “Beide. Zes samenwerkingspartners bouwen inderdaad het MIT. Er is nu een programmateam MIT dat de opdracht heeft gekregen dit verder te brengen. Het MIT moet zich uiteraard goed gaan verhouden tot de bestaande aanpak en daaraan iets toevoegen. Dat moet je gewoon ordentelijk, projectmatig aanpakken en dat kost gewoon tijd. Tegelijkertijd wilden we, met al onze ervaring, niet gaan wachten tot die organisatie er geheel staat. Dus zijn we die multidisciplinaire werkmethode al zoveel mogelijk gaan vormgeven rondom de bestaande operaties – dat is die vliegende start, die vanuit het OM door Josien van Aken van het LP wordt getrokken.”
Wat zie je als je in het MIT-pand hier en daar een kamerdeur opentrekt?
De Smet: “We zijn nu gestart in Gorinchem, al is de uiteindelijke locatie van het MIT nog niet bekend. Maar stel dat we straks weer met zijn allen naar het werk gaan, dan tref je in het MIT een diversiteit aan mensen aan. De klassieke tactisch rechercheur is misschien nog wel het minst aanwezig. En de analist, zo hoop ik, juist het meest. Want hoeveel data we ook bijeen gaan brengen: het duiden daarvan is nog steeds mensenwerk en cruciaal. En zij zitten dus letterlijk met zijn zessen – vanuit die zes moederorganisaties – om de tafel naar fenomenen te kijken.”
Kun je een voorbeeld geven?
De Smet: “Stel dat je als politie informatie krijgt dat er cocaïne in een container zit. Dan kun je ‘klassiek’ in actie komen, de coke eruit halen en zeggen: de zaak is afgedaan. Maar rondom zo’n container is veel meer informatie relevant. Zo beschikt de Douane over andere informatie: wie heeft de container verzekerd, waar is hij op het schip gegaan, waar is hij binnengekomen, wie is er betrokken geweest? Vanuit de Belastingdienst hebben ze bijvoorbeeld een btw-aangifte, omdat de container het land binnenkomt. Als je al die typen informatie op elkaar gaat leggen, zou je met zijn zessen weleens andere patronen kunnen zien. Bijvoorbeeld dat steeds dezelfde tussenpersoon betrokken is. Dan ga je ook anders duiden.”
De Haas: “Puur vanuit de opsporing geredeneerd, móet je wettelijk vaak direct op die kilo’s drugs ingrijpen. Vanuit dergelijke onderzoeken werd wel restinformatie opgeslagen, maar het kwam vaak te weinig tot echt multidisciplinair doorrechercheren om zicht te krijgen op die achterliggende criminele bedrijfsprocessen en facilitators. Dat zou het MIT wél kunnen doen. Zodat die informatie voortdurend wordt opgewaardeerd, ook met inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Daar kan het MIT vervolgens zelf wat mee doen, of die informatie beschikbaar te stellen aan anderen die interventies plegen, strafrechtelijk en anderszins.”
De Smet: “Die multidisciplinaire analyse kan ook een katalysator zijn voor het opwerpen van andere barrières tegen ondermijnende criminaliteit. Bijvoorbeeld welke wetgeving je nodig hebt.”
Dus het MIT intervenieert zelf ook. Wil het de grote boeven in de kraag vatten?
De Haas: “Het MIT moet ook zelf slagkracht hebben. We krijgen niet al die miljoenen om, hoe belangrijk dat ook is, alleen een datacel te bouwen. Er zijn op informatiegebied al samenwerkingsverbanden als de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, het Anti Money Laundering Centre (AMLC) . Maar het MIT, met 300 tot 400 fte’s, bevat ‘intelligence’ én interventiekracht. Denk aan de politie en FIOD in het MIT – die zijn echt wel van het boeven pakken hoor. Financiële instellingen hebben nu al een verplichting om ongebruikelijke transacties te melden. Dat schept de verplichting voor ons om maximaal opvolging geven aan het analyseren en aanpakken van transacties die door de Financial Intelligence Unit tot ‘verdacht’ zijn opgewerkt. Daarin kan ook het MIT een rol gaan vervullen.”
De Smet: “Het is belangrijk dat het MIT niet díe boeven in de kraag gaat vatten die de andere moederorganisaties van het MIT zelf al goed kunnen aanpakken. Het MIT werkt te midden van andere partijen, dus eerst gaan we vaststellen hoe al deze partijen zich tot elkaar verhouden: wie is waarvan en wat mag ik van jou verwachten. Het MIT focust op voor de criminaliteit faciliterende keyplayers, zoals witwassers, ondergrondse bankiers en administratiekantoren…”
De Haas: “De nieuwe Endstra’s.”
De Smet: “…maar het MIT gaat niet het werk van de Landelijke recherche overnemen, of dat van de Dienst Regionale Recherche in Rotterdam. En de Belastingdienst heeft zijn eigen interventiescala. De interventies van het MIT moeten ook echt MIT-gerelateerd zijn. En vaak zal het MIT tegen anderen kunnen zeggen: jongens, deze informatie hebben we; je kunt aan de slag.”
Hoe is in het veld gereageerd op de komst van het MIT?
De Haas: “Wij merkten dat velen in opsporingsland wat weerstand tegen het MIT hadden: ‘Wat komt die in Den Haag bedachte club doen, zaken weghalen bij ons?’ Allereerst, onze opgave is zó groot; niemand hoeft bang te zijn dat hij werk te kort komt. Velen zagen het MIT wel direct als kans. En als je inzoomt op plekken waar men al multidisciplinair bezig is, dan zie je mensen ‘in de operatie’ gewoon razend enthousiast worden en de meerwaarde zien. En laten we eerlijk zijn: er wordt ontzettend goed werk verricht, maar er is meer nodig om die criminele bedrijfsprocessen duidelijk in beeld te krijgen en te ontmantelen.”
De Smet: “Het MIT is gewoon echt geen bedreiging, het is een extra onderdeel waar je wat aan hebt. In dat kader lopen er binnen die vliegende start nu diverse projecten, al kunnen we daar nog niet te veel over zeggen.”
Het MIT wil werken met ‘tools’ en krijgt een ‘datawarehouse’. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
De Smet: “Met tools kun je denken aan het UBO-register: wie is nu feitelijk uiteindelijk de eigenaar – de ultimate beneficial owner – van zaken. Ook non conviction based confiscation zien we als mogelijk instrument.”
De Haas: “Dat is zonder strafrechtelijk onderzoek toch onverklaarbare geldstromen in beslag nemen – en laat eigenaren dan maar uitleggen dat dat een legitieme basis heeft.”
De Smet: “En soms blijken tools niet voldoende en kun je bijvoorbeeld uit het kadaster niet voldoende opmaken wie de eigenaar van havenpanden is. Dan kan het MIT een aanjaagfunctie voor nieuwe wetgeving hebben. Belangrijk gaat ook de publiek-private samenwerking zijn. En met ‘datawarehouse’ bedoelen we dat in het MIT de informatie uit de zes organisaties samenkomt. Er moet overigens nog een wetswijziging komen om dat goed te regelen.”
Hoe gaan die MIT’ers werken met al die data?
De Smet: “Er wordt soms te snel gedacht: ‘Als je nou maar alle informatie hebt, kom je wel tot de goede conclusie.’ Maar die data bij elkaar brengen, dat is niet zo’n probleem. Het gaat juist om de duiding van de berg data. Je moet de juiste vraag kunnen stellen, om een antwoord te krijgen waar je wat aan hebt. Dat kunnen die nieuwe mensen met een andere bril. Of je haalt er iemand bij die bijvoorbeeld in een haven heeft gewerkt. Kijk, als je er niet zoveel verstand van hebt en je wilt financiële informatie analyseren, dan zou je op allerlei geldtermen gaan zoeken. Maar iemand zei me laatst: je kunt in de data ook zoeken op de kleur van het geld in de pixel.”
De Haas: “Daar ligt een kans voor het MIT: hoogwaardige, datagedreven analyses. Waarbij inderdaad de zes partijen fysiek bij elkaar zitten, rondom de relevante informatie op een bepaald thema of fenomeen. Die steeds onderling, en met het veld, vaststellen wat het MIT kan toevoegen aan wat er al is.”
Gaat de opsporing door de komst van het MIT nu flink veranderen?
De Haas: “Ik zie het iets anders. We blijven gewoon alle goede dingen doen. Maar het MIT is een kans om iets extra’s te doen, waar veel onderzoeksteams in alle hectiek nu gewoon minder aan toekomen. We kunnen de spade dieper steken. Meer puzzelstukjes met elkaar in verband brengen. De constructies van het achterliggende criminele bedrijfsproces in beeld krijgen. Zodat we niet op honderdduizenden of miljoenen euro’s, maar op honderden miljoenen euro’s zicht krijgen. Dan kunnen we criminelen echt duurzaam frustreren.”
Gaat het MIT iets veranderen voor het OM?
De Haas: “Er ligt een vernieuwingsopgave voor alle partners, ook voor het OM. Het MIT zal datagedreven gaan werken, eigen interventies plegen, maar ook de bestaande aanpak in het land moeten versterken met overkoepelende analyses en informatieproducten. Als OM hebben we het gezag over de opsporing, maar ook wij zullen ons moeten zien te verhouden met deze ontwikkeling en de toenemende betekenis van omvangrijke data-analyses.”
De Smet: “Exact. Gaan wij die telkens als OM ter discussie stellen vanuit onze gezagsrol? Óf weten ook wij daar optimaal gebruik van te maken en gaan wij dan zelf juist in die informatiefase daar meer mee doen? Als het MIT echt succesvol wordt zullen we ook onze stuur- en weegploegen op dit terrein anders vorm moeten geven. Een mooie uitdaging voor ons allen!”