Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

Lotte Brugman vervolgde een zoon die de opname van zijn demente moeder wilde afwenden

Als hulpverleners een demente vrouw willen ophalen voor een gedwongen opname, blijkt zij spoorloos verdwenen. Is ze ontvoerd? Is haar zoon de ontvoerder? Officier Lotte Brugman leidt het opsporingsonderzoek naar de vermissing en zal een juridisch vrijwel onontgonnen terrein betreden.

“Gezien dit alles ben ik van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.”

Op 31 augustus 2021 klinkt het ferm uit de mond van officier Lotte Brugman, die in de rechtbank van Alkmaar op het punt staat haar requisitoir af te ronden en een passende straf te eisen.

Toch, zo erkent de officier van justitie van arrondissementsparket Noord-Holland drie maanden later tegen Opportuun, is ze op dat moment niet geheel zeker van haar zaak. Want de grote vraag is: was de vrouw tegen haar wil ontvoerd? “In de regel is dat nogal duidelijk,” zegt Brugman. “Als jij op straat wordt gekneveld en in een busje wordt gegooid, wil je dat meestal niet. Maar hier was het ontvoerde slachtoffer een dementerende moeder, die door haar zoon was ontvoerd om te voorkómen dat ze gedwongen werd opgenomen in een zorginstelling. Wat is in zo’n geval ‘tegen de wil’ van betrokkene? Daar is niet veel jurisprudentie over.”

“Ik heb de zaak aangebracht omdat ik graag een principiële uitspraak wilde over dit vraagstuk. Ook omdat ik weet dat het in het land vaker voorkomt dat mensen worden onttrokken aan een rechterlijke machtiging, al dan niet op eigen verzoek. Kan je dan bijzondere opsporingsmiddelen inzetten en op grond van welk artikel? Daarover wilde ik duidelijkheid, en ik had er mee kunnen leven als de rechtbank had gezegd: nee, we vinden het in dit geval te ver gaan.”

Jaren voordat de zoon voor de strafrechter staat, begint de geestelijke gezondheid van zijn moeder achteruit te gaan. De eerste periode krijgt ze hulpverlening en thuiszorg. Medio 2016 trekt haar zoon – de latere verdachte – bij haar in. Hij verzorgt zijn moeder en regelt haar huishouden en financiën. Daarover ontstaan echter zorgen als de zoon zorgverleners én zijn broer en zus steeds vaker buiten de deur houdt. Allemaal overeenkomstig de wil van zijn moeder, bezweert de zoon tegenover iedereen die zorgen uit over de situatie. Vanaf dat moment is er geen goed zicht meer op de gezondheid en het functioneren van de dementerende vrouw. De zoon beheert haar geld en gaat ook over de zorg. Hij regelt een persoonsgebonden budget en stopt de thuiszorg en dagopvang waar zijn moeder tot dan toe gebruik van maakt.

De curator wilde aangifte doen – maar van welk strafbaar feit dan?

De zorgen over de moeder houden aan. Sterker, die leiden er uiteindelijk toe dat Rechtbank Noord-Holland de dementerende vrouw op 29 juni 2018 onder curatele stelt.

Kort daarna slaagt een arts er wel in de vrouw te bezoeken en onder vier ogen te spreken. Als de arts haar vraagt hoe ze het zou vinden om naar een verpleeghuis te moeten gaan, antwoordt ze: ‘Dan geef ik me er gewoon aan over.’ Tegelijkertijd ziet de medicus op tafel briefjes liggen, met daarop teksten als ‘Mijn zoon zorgt goed voor me’ en ‘Ik wil niet naar een verpleeghuis’. Als de arts zijn bevindingen even later met de zoon bespreekt, reageert de zoon ontstemd: ‘Maar mam! Die briefjes! Kijk nou wat daarop staat.’

Na het bezoek rapporteert de arts in juli 2018 dat de moeder ‘wilsonbekwaam’ is en op grond van haar afhankelijke situatie ‘bovenmatig beïnvloedbaar’.

Hardnekkige weigering

Het verandert weinig aan de situatie. De zoon houdt nog steeds zoveel mogelijk mensen buiten de deur. Zo krijgt een psychiater zijn moeder niet te spreken. En ook de curator blijft zich belemmerd voelen in de organisatie van de zorg voor de vrouw.

Opnieuw volgt een gang naar de rechter. Op 17 januari 2019 geeft de rechtbank een rechterlijke machtiging af. Hoewel de moeder zich ertegen verzet, zal ze, in haar eigen belang, gedwongen worden opgenomen in een verpleeginrichting. Haar vergevorderde dementie levert immers gevaar voor haar op, zeker nu haar zoon al zo lang hardnekkig weigert met de zorg samen te werken en diverse betrokkenen toegang tot de moeder te geven.

Op dat moment heeft nog niemand van parket Noord-Holland weet van deze civiele zaak. Strafrechtelijk is er nog niets gebeurd. Dat verandert twaalf dagen later. Op 29 januari 2019 krijgt officier Lotte Brugman een telefoontje van de politie. Bij de politie staat namelijk de curator van de demente vrouw, om aangifte te doen. Want de vrouw, die die ochtend daadwerkelijk  gedwongen zou worden opgenomen, is spoorloos verdwenen. Hulpverleners zijn een aantal keer aan de deur geweest, maar ze blijkt niet aanwezig. Net als haar zoon, die bovendien zijn telefoon niet opneemt. Op basis van het verhaal van de curator vermoedt de politie dat de moeder bewust aan die gedwongen opname onttrokken wordt. Dat is zorgelijk, ook omdat onduidelijk is of de vrouw voldoende kleding, verzorgingsmiddelen en medicatie bij zich heeft. Gezien de voorgeschiedenis wordt er ernstig rekening mee gehouden dat haar zoon bij haar is. “Maar ja,” krijgt officier Lotte Brugman van de politie te horen, “wat kunnen we dóen?”

Brugman: “Toen hebben we eerst uitgebreid gespard. De curator wilde aangifte doen – maar van welk strafbaar feit dan? De politie wilde opsporingsmiddelen kunnen inzetten om moeder en zoon te vinden, en dan heb je een verdenking nodig. Na lang vijven en zessen kwamen we op artikel 282 Wetboek van strafrecht: wederrechtelijke vrijheidsberoving.”

Als de curator daarvan aangifte doet, start een strafrechtelijk onderzoek waarbij de officier spoedtaps aanvraagt bij de rechter-commissaris. “Gelukkig ging de RC daarin mee. We hebben op vier nummers getapt. Van de zoon en een paar mensen om hem heen, want de angst bestond dat de zoon niet gevonden wilde worden en een andere telefoon zou gebruiken.”

Er is ook haast omdat de rechterlijke machtiging nog maar een paar dagen geldig is. Verloopt die termijn, dan kan de vrouw niet meer gedwongen worden opgenomen en moet een nieuw traject voor zo’n machtiging worden gestart. Terwijl de zorgen groeien, verstrijken de uren. De politie gaat langs bij adressen waar moeder en zoon mogelijk verblijven. Zonder resultaat. Een dag gaat voorbij zonder noemenswaardige ‘actie’ op de taps. Maar weer een dag later, in de avond van 31 januari, belt een andere man naar de verdachte en ze maken een afspraak om samen te eten. Door de locatie van verdachte’s telefoon met een IMSI-catcher te volgen, vindt de politie de zoon en zijn moeder in een woning in Amsterdam. Daarbij zijn ook de echtgenote van de zoon aanwezig en de man van wie de woning is. Het belangrijkste doel is bereikt: de demente vrouw, die verder redelijk gezond lijkt, kan naar een verpleeginstelling.

‘De andere kinderen en het verpleeghuis waren bang dat de verdachte, zodra hij vrij zou komen, zijn moeder uit het verpleeghuis weg zou komen halen'

Niet op de hoogte

Maar wat nu? Lotte Brugman besluit al snel geen vervolging in de stellen tegen de echtgenote van de zoon. Deze vrouw van buitenlandse origine, die geen Nederlands spreekt, geeft aan dat ze haar schoonmoeder verzorgde. Ze heeft wel gehoord dat haar schoonmoeder misschien naar een verpleeghuis moest, maar zegt verder niet goed op de hoogte te zijn van de Nederlandse wet.

De medeverdachte in wiens huis de demente vrouw was aangetroffen, geeft aan dat ook hij niet goed wist wat er speelde, al rees onder meer uit de tapgesprekken een ander beeld op. Lotte Brugman wil er niet veel over kwijt: deze verdachte komt later nog voor de rechter.

En de verdachte zoon? Die gaf aan dat het vertrek naar de woning van de medeverdachte had plaatsgevonden op verzoek van zijn moeder.

Het stelt Lotte Brugman op dat moment niet gerust. Moeder mag dan veilig zijn en haar zoon gearresteerd, daarmee is het gevaar niet geweken. “De andere kinderen en het verpleeghuis waren bang dat de verdachte, zodra hij vrij zou komen, zijn moeder uit het verpleeghuis weg zou komen halen. Omdat ik die angst reëel vond, heb ik verdachte de gedragsaanwijzing op grond van artikel 509 hh, WSv gegeven: hij mocht drie maanden zijn moeder niet zien. Tegen dat contactverbod ging de zoon in beroep, en na zo’n tweeënhalve maand is dat contactverbod ervan af gegaan. Maar ik vond dat verbod, dat natuurlijk ver gaat, in die eerste periode nodig. Ik wilde rust creëren en de moeder een beetje laten landen. Want iedere keer als de zoon bij haar in de buurt was geweest, gaf ze aan dat ze thuis wilde blijven omdat haar zoon goed voor haar zorgde. Als de zoon niet bij haar in de buurt was, zakte die wens naar de achtergrond.”

Wat betreft het vaststellen van de feiten ziet Lotte Brugman niet zo veel problemen. Maar omdat deze zaak uniek is en vooral jurídische vragen oproept, trommelt de officier op haar parket een aantal collega’s op. Ervaren collega’s en collega’s met de frisse blik wikken en wegen in een reflectiebijeenkomst: is dit nou een zaak voor het strafrecht? De meesten vinden van wel. Maar of de verdachte nu wederrechtelijke vrijheidsberoving ten laste moet worden gelegd…? Kon Brugman niet aan bijvoorbeeld ‘ambtsbelemmering’ denken?

Uiteindelijk is de conclusie in het reflectieoverleg dat ‘wederrechtelijke vrijheidsberoving’ de enige goede mogelijkheid is. ‘Als jij het ziet zitten,’ krijgt Brugman te horen, ‘moet je het gewoon doen.’

Brugman zíet het zitten. “Natuurlijk kon je erover discussiëren of het handelen van de zoon onder wederrechtelijke vrijheidsberoving valt. Op dat artikel had ik wel de taps aangevraagd. Dan vind ik het netjes, als een soort verantwoording achteraf, om dat ook aan de rechter voor te leggen. Ook voor het handelen in toekomstige strafzaken was duidelijkheid gewenst, want dit soort gevallen spelen vaker. Bovendien vond ik normbevestiging belangrijk: als er een rechterlijke beslissing ligt, heb je je daaraan te houden. Ben je het daar niet mee eens, dan zijn er juridische wegen om daartegenin te gaan, maar het kan niet zo zijn dat je keer op keer rechterlijke beslissingen naast je neerlegt.”

Lotte Brugman, officier van justitie bij arrondissementsparket Noord-Holland

In het verpleeghuis lijkt de moeder ondertussen op haar plek. Ze geniet van het bezoek van haar andere zoon en dochter, die jaren door de verdachte bij hun moeder waren weggehouden. Tegen verplegers laat ze nooit weten daar graag weg te willen. Dat verandert als de verdachte haar weer mag bezoeken. Direct na zijn bezoek geeft ze steeds aan naar huis te willen.

Maar wat is haar wil? En wie bepaalt wat in haar belang is? Volgens haar verdachte zoon deed hij alleen maar wat zijn moeder wilde. Ontvoering naar het huis van die medeverdachte – hoe kómt justitie erbij! Als hij van zijn moeder had gehoord dat zij naar huis wilde, had hij haar direct naar huis gebracht!

Lotte Brugman: “Dat kunnen we niet controleren natuurlijk. Maar wat is in deze zaak ‘tegen haar wil’? In de jurisprudentie vond ik maar een paar zaken waarin je kunt discussiëren of iemand tegen zijn wil is vastgehouden. Zoals bij die kinderen van nul tot vier jaar oud die door hun vader werden vastgehouden in zijn woning. Die vader was psychisch nogal ontspoord, was heel agressief en dreigde brand te stichten. Die kinderen zeiden toen niet: ‘Wij willen hier weg, help ons’. Hoewel de vader weigerde om hen over te geven aan de politie en brandweer, zijn die kinderen uiteindelijk met geweld uit de woning gehaald. Daarvan zei de Hoge Raad met zoveel woorden dat je van zulke jonge kinderen niet kunt vragen dat ze de situatie kunnen overzien, en hun wil duidelijk genoeg kunnen uiten. Dan mag je de vraag stellen wat op dat moment in het belang van die kinderen is. En dat was niet dat ze op dat moment in die woning verbleven. De Hoge Raad haakte toen aan bij de wil van hun moeder, die haar kinderen ook uit de woning wilde hebben.”

‘Het is de kern van de rechterlijke machtiging: je wil niet opgenomen worden, maar we gaan het toch doen’

Wilsonbekwaam

“Ja, in mijn zaak heeft de dementerende moeder, in elk geval volgens haar zoon, aangegeven dat ze niet met een rechterlijke machtiging opgenomen wilde worden. Maar dan kom je ook bij de kern van de rechterlijke machtiging: je wil niet opgenomen worden, maar we gaan het tóch doen. Een arts heeft immers vastgesteld dat je wilsonbekwaam bent en dat je je belang niet kan overzien. Dan doet het er niet meer zo toe wat je er zelf over zegt. Dan wordt jouw wil ‘geobjectiveerd’ en kijken we naar wat de curator wil en de familierechter zegt: dat je wordt opgenomen.”

Op zitting verklaart de verdachte dat de in de rechterlijke machtiging genoemde diagnose – een progressieve vorm van dementie – niet juist is. Kennelijk had hij de hoop dat als die rechterlijke machtiging zou zijn verlopen, een heel nieuw onderzoek tot een andere diagnose had geleid.

Lotte Brugman gaat daar op zitting niet op in. “Omdat dat een argument is dat speelde in de eerdere civiele procedure die tot die rechterlijke machtiging heeft geleid. Die discussie hoef je in de strafzaak niet over te doen, en dat vond de strafrechter ook.”

Volgens Brugman komt de verdachte, die geen strafblad had, over als een keurige, rustige, normale man. “Maar wel overtuigd van de rechtvaardigheid van zijn eigen handelen. Hij kon zich eigenlijk niet verplaatsen in een andere visie.”

Als ze haar requisitoir uitspreekt, is – “en dat bedoel ik niet cynisch” – het recidivegevaar geweken: de moeder van verdachte is inmiddels overleden. Evengoed vindt ze een signaal naar hem en de samenleving belangrijk. Dat spreekt ze uit in haar requisitoir op 31 augustus 2021: “De verdachte heeft niet alleen een rechterlijke beslissing naast zich neergelegd, maar actief getracht te verhinderen dat deze uitgevoerd zou worden. Aan rechterlijke beslissingen heb je je te houden. Het op deze wijze in eigen hand nemen van het recht wordt niet getolereerd.” Tegen de verdachte zoon vordert de officier tachtig uur taakstraf.

Veertien dagen later vonnist de meervoudige strafkamer van Rechtbank Noord-Holland tot diezelfde tachtig uur taakstraf.