Recente jurisprudentie over elektriciteitsdiefstal

Juriaan Simonis is senior onderzoeker bij het Wetenschappelijk Bureau OM

Wietteelt en elektriciteitsdiefstal lijken voor elkaar geboren te zijn. Een combinatie zoals rode wijn en kaas of Batman en Robin. De telers tappen het stroomnet illegaal af om kosten te drukken of om te voorkomen dat ze door hun hoge verbruik bij de energieaanbieder in het oog lopen. Dienstverleners met elektrotechnische kennis van zaken verdienen goed aan het terugdraaien van meters of aan het aftappen van aansluitingen ‘voor de meter’ voor wiettelers.

Kennelijk was zo iemand ook aan het werk geweest in een woning in Amsterdam. De politie vond daar in de woonkamer een groeitent van twee bij twee meter en 120 plantenbakken. In de keuken stond een CO2-tank die met een slang via een gat in de muur met een andere kamer was verbonden waar 155 hennepplanten stonden van ongeveer een meter hoog. De zegels in de meterkast waren verbroken en er was voor de elektriciteitsmeter illegale bedrading aangesloten die verbonden was met de hennepplantage. In de woning werd een verdachte aangehouden. Hij zei dat de woning door zijn moeder werd gehuurd, maar dat die altijd in Suriname verbleef. Zelf overnachtte hij er een paar nachten per week op de bovenverdieping. Ter zitting verklaarde hij dat hij de tent had zien staan en ‘iets’ in de keuken. Hij wist niet of anderen een sleutel van de woning hadden.

Het OM vervolgde hem voor het telen en het aanwezig hebben van wiet en voor diefstal van elektriciteit. Volgens zijn raadsvrouw moest hij worden vrijgesproken, omdat hij niets had geweten van de hennepplanten en van de stroomdiefstal.

Het gerechtshof Amsterdam veroordeelde de man voor de diefstal en voor het aanwezig hebben van de planten. Het hof vond het niet aannemelijk dat hij niet geweten zou hebben dat zich een hennepplantage bevond in de woning waar hij verbleef. Daarom moet hij ook hebben gezien dat er illegaal elektriciteit werd afgetapt.

Met het bewijs van het voorhanden hebben van wietplanten is het aftappen van de stroom nog niet bewezen

De Amsterdammer ging in cassatie bij de Hoge Raad met de klacht dat de diefstal van de elektriciteit niet uit de bewijsvoering van het hof kon worden afgeleid. Hij had succes met deze klacht en daarmee was hij zeker niet de enige dit jaar.

De Hoge Raad heeft in een reeks van arresten onderstreept dat elektriciteitsdiefstal ‘zelfstandige aandacht verdient in de bewijsvoering’. Met het bewijs van het voorhanden hebben van wietplanten is het aftappen van de stroom nog niet bewezen. Voor de diefstal is vereist dat iemand zich ‘feitelijke heerschappij verschaft’ over een goed. Dat gebeurt bij elektriciteitsdiefstal door het inschakelen van apparatuur die de stroom verbruikt. Dat iemand een donkerbruin vermoeden moet hebben gehad dat er met de elektriciteit gerommeld was, kan nog niet als de vereiste uitvoeringshandeling voor diefstal gelden.

In de rechtspraak van de Hoge Raad is te zien dat hoe minder controle iemand over een pand had, hoe concreter het bewijs van het wegnemen van de elektriciteit moet zijn. Als het om een bedrijfspand gaat of om een ruimte waar ook anderen dan de verdachte kwamen, dan mag de rechter uit bewezen betrokkenheid bij wietteelt niet zonder meer afleiden dat verdachte ook verantwoordelijk is voor elektriciteitsdiefstal.

Omgekeerd bleef de veroordeling voor elektriciteitsdiefstal in stand van een man bij wie in zijn eigen woning een hennepplantage aangetroffen was. Hij had beweerd dat de kwekerij door een huurder zou zijn ingericht. Bij nadere beschouwing bleek de door hem aangeleverde huurovereenkomst met een niet-bestaande persoon te zijn gesloten. Het gerechtshof vond dat de verklaring van verdachte ‘zelfs het begin van aannemelijkheid ontbeerde’. Tegen die achtergrond vond de Hoge Raad de veroordeling voor stroomdiefstal voldoende gemotiveerd.