Tekst Morena Lam
Foto Loes Spruijt-van der Meer
De gezamenlijke Bibob-strijd tegen louche ondernemers
Het centrum van Amsterdam ziet geregeld zwart van de toeristen. Deze nietsvermoedende koopjesjagers hebben niet door dat veel van de souvenirwinkels waar ze hun kleurige aandenkens aan ons land bemachtigen, een schimmig geheim verbergen. En niet alleen souvenirwinkels, maar ook horecagelegenheden of kappers zijn zo nu en dan niet wat ze lijken. Met de Wet Bibob worden deze geheimen ontsluierd.
Op een grauwe ochtend in juni wandelen Bibob-officier Katelijne den Hartog en Bibob-secretaris Dylan Slee over de Haarlemmerdijk in Amsterdam. Ze komen hier geregeld: niet eens om foute horecabazen of witwassende winkeliers op te sporen, maar om te lunchen met collega’s. Nee, het harde opsporings- en onderzoekswerk wordt verricht vanuit hun behaaglijke kantoor op het IJdok. “Bibob klinkt voor veel mensen misschien als dat saaie, stoffige bestuursding, maar het is eigenlijk heel spannend.”
Justitie en bestuursorganen bundelen al ruim twintig jaar hun krachten in de aanpak van criminele ondernemingen. Dit gebeurt met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob), die informatiedeling tussen de verschillende partijen vergemakkelijkt. Katelijne den Hartog en Dylan Slee vormen samen met hun collega Michael van der Zouw het cluster Bibob van arrondissementsparket Amsterdam. De twee eerstgenoemden vertellen hoe hun parket recentelijk heeft geïnvesteerd op het gebied van Bibob en hoe een nieuwe vergunningsplicht die sinds vorig jaar van kracht is het moeilijker maakt voor louche ondernemers om in Amsterdam voet aan de grond te krijgen.
Wat is de Wet Bibob?
Slee: “De Wet Bibob is een bestuursrechtelijk instrument dat kan worden ingezet wanneer het vermoeden bestaat dat een bepaalde onderneming zich bezighoudt met criminele activiteiten. Dit kan variëren van witwassen tot het faciliteren van criminele bijeenkomsten. De vergunning van die onderneming kan dan worden ingetrokken via deze wet. Dit kan op basis van de A-grond, waarbij is aangetoond dat de ondernemer door middel van witwaspraktijken, bijvoorbeeld vanuit de drugshandel, via zijn bedrijf oneerlijke voordelen behaalt, of via de B-grond, waarbij bijvoorbeeld letterlijk sprake kan zijn van drugshandel vanuit het pand.” Den Hartog: “De Wet Bibob is bedoeld om misbruik van vergunningen tegen te gaan. Men denkt dan al gauw aan horeca, omdat die branche in het oog springt, maar denk ook aan prostitutie, kansspelautomaten, de taxibranche, transport, of aan omgevingsvergunningen wanneer er voor veel geld gebouwd en verbouwd gaat worden. De Wet Bibob is dus van toepassing op alles wat een vergunning nodig heeft om te mogen bestaan. Hiermee wordt het eenvoudiger om malafide ondernemers op te sporen en hun zaak te sluiten.”
Hoe komen jullie deze louche ondernemers op het spoor?
Slee: “Ik zal daarvoor een recente casus aanhalen. Het begon op te vallen dat bepaalde souvenirwinkels wel erg goede zaken draaiden en nogal gemakkelijk de huur konden ophoesten, ondanks hun dure locaties. Zelfs in coronatijd leek het of sommige van deze zaakjes wel erg makkelijk konden voortbestaan. Er is zelfs een voorbeeld van een ondernemer die in coronatijd, toen er geen toerist in de stad te bekennen was, zijn imperium van souvenirwinkels kon uitbreiden. Hetzelfde geldt uiteraard voor kappers en horeca die weinig moeite leken te hebben om in die tijd hun hoofd boven water te houden. En sowieso, zo veel van dezelfde soort zaakjes dicht bij elkaar die toch winstgevend zijn, dat is best eigenaardig. De gemeente heeft een Bibob-onderzoek ingesteld naar de souvenirbranche en zo begon het ook op te vallen dat er in veel van die winkels die onze aandacht hadden, een groot aantal briefjes van 500 euro werd gevonden. Ook dat is natuurlijk verdacht. Wie betaalt er nou een koelkastmagneet met 500 euro? Ook werden grote bedragen contant geld aangetroffen en onverklaarbare omzetstijgingen geconstateerd. Uiteindelijk heeft de gemeente Amsterdam na onderzoek in een bepaald gebied waar veel van dit soort ondernemingen werden aangetroffen, een gebiedsvergunning opgelegd. Normaal gesproken hebben souvenirwinkeltjes namelijk geen vergunning nodig, maar nu hebben ze dat wel voor een bepaald gebied, een gebied dat in trek is bij malafide ondernemers.”
Den Hartog: “In iedere regio gelden weer net iets andere regels. In Amsterdam is het op grond van de algemene plaatselijke verordening mogelijk om ook een bepaalde branche die vergunningsplicht op te leggen. Dit kan de burgermeester doen bij branches die vaak misbruikt worden door criminelen, zoals genoemde souvenirwinkels, maar ook de autoverhuur is hier een bekend voorbeeld van. Misdadigers maken maar al te graag dankbaar gebruik van de anonimiteit die een gehuurde auto hen geeft.”
Op welke manier wordt de Wet Bibob in praktijk gebracht als zo’n foute onderneming in beeld komt?
Slee: “Het bestuursorgaan, meestal de gemeente, start het Bibob-onderzoek. Dat is uiteindelijk ook degene die, als sprake is van criminele activiteiten, de vergunning van de onderneming kan intrekken. Hier hebben wij verder geen invloed op, maar we kunnen wel bepaalde informatie met deze partij delen. Bibob maakt het makkelijker om samen te werken. Gedurende het Bibob-onderzoek kan de gemeente zich wenden tot een adviesorgaan, het Landelijk Bureau Bibob (LBB), dat onderdeel uitmaakt van Justis. Alle informatie over de betrokkenen die door verschillende instanties verzameld wordt, wordt naar deze organisatie gestuurd die zo ook kan meekijken en een advies schrijven.”
Den Hartog: “Het is eigenlijk een wisselwerking. Als Bibob-officier van AP Amsterdam behoort het tot mijn takenpakket om een bestuursorgaan op de hoogte te stellen als we denken dat er sprake is van crimineel handelen. Een bestuursorgaan kan zelf uiteraard ook veel doen voor het een vergunning verstrekt: checken of iemand een strafblad heeft, streng bevragen over de financieringsconstructie… Maar voor strafvorderlijke informatie moet het bij ons zijn. En als wij er met minimale inspanning aan kunnen bijdragen dat een bestuursorgaan over voldoende informatie beschikt om zo’n zaak te sluiten, dan heb je wat mij betreft een win-winsituatie.”
Hoe gaat dat delen van informatie in zijn werk?
Den Hartog: “Er kan sprake zijn van een actieve tip of een uitgelokte, passieve tip. In het eerste geval kan het OM tijdens een strafrechtelijk onderzoek ontdekken dat een kroeg bijvoorbeeld wordt gebruikt als ontmoetingsplek voor criminele activiteiten en kunnen wij de gemeente waarschuwen door actief te tippen. Van een passieve tip is sprake als een gemeente een aanvraag krijgt voor een nieuwe vergunning, gaat screenen en het niet helemaal vertrouwt, waarna wij, politie en OM, worden gevraagd om mee te kijken. Als wij dan iets verdachts zien, kunnen we dat laten weten en dat is dan de passieve tip. Er zijn dus twee routes: of wij vertrouwen het niet, of het bestuursorgaan vertrouwt het niet. Om deze samenwerking effectief te laten zijn is het belangrijk om alert te zijn. Bepaalde informatie of restinformatie van een opsporingsonderzoek die voor het onderzoek zelf niet relevant is, kan dat voor Bibob wel zijn. Bijvoorbeeld: stel dat iemand wordt geobserveerd in verband met een straatroof en tijdens deze observatie zien politieagenten dat er in een cafeetje op de hoek verdachte, korte bezoekjes plaatsvinden. Er komen mannen naar binnen met volle tassen en ze verlaten de zaak met lege tassen. Dit is afwijkend kroeggedrag, maar voor het onderzoek waarbij dit wordt geconstateerd in beginsel niet zo interessant. Voor Bibob echter wel. En daar is Dylan veel mee bezig: met verbanden leggen tussen informatie die via opsporingsonderzoeken binnenkomt en de zaken die in het kader van Bibob lopen.”
Wat maakt de wet Bibob zo’n handige tool?
Slee: “Bibob wordt gezien als een zware maatregel, omdat een zaak zijn vergunning permanent verliest. Als de openbare orde in gevaar is, bijvoorbeeld bij een beschieting van of explosie bij een pand, kan een onderneming na dat incident tijdelijk gesloten worden, maar het intrekken van een vergunning via Bibob is definitief. Bovendien hebben we sinds kort een landelijk Bibobregister, waardoor het voor een louche ondernemer moeilijker wordt om een nieuwe zaak te starten in een andere stad.”
Den Hartog: “Onze focus als OM ligt op opsporing en vervolging, dat snap ik. Maar aan het einde van de rit wil je effectief zijn. Het is een goede zaak als een drugsbaron achter de tralies gaat, maar als de onderneming waarmee hij witwast ondertussen open kan blijven, hoe effectief ben je dan? Het mooiste is als je hem helemaal kunt afsnijden, dus niet alleen zijn geld en vrijheid afnemen, maar ook zijn zaak. Zware criminaliteit is veel breder dan het strafrecht: we hebben ook te maken met verweving van boven- en onderwereld. En dus hebben we de samenwerking met andere overheden en informatiedeling hard nodig. Om officieren gerust te stellen: wij delen nooit zomaar gevoelige informatie uit een opsporingsonderzoek met een bestuursorgaan zonder overleg. Wij zijn daar echt heel voorzichtig in. Maar mocht je in een stadium komen waarbij mogelijk voor ons belangrijke informatie of restinformatie gedeeld kan worden, weet ons vooral te vinden.”
Slee: “Zo’n criminele onderneming kan een gevaar vormen voor de buurt. Niet incidenteel, maar structureel. Om er een ander recent voorbeeld bij te halen, een luxe hotel in de buurt van het Vondelpark trok al even geleden onze aandacht. Een tachtigjarige vrouw was daar op papier de baas, maar de bestuursrechter concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat haar zoon de boel runde. Die zoon had een strafblad in verband met overtreding van de Opiumwet. De bestuursrechter oordeelde dat het aannemelijk is dat het hotel en de strafbare handelingen waar de zoon van verdacht wordt verband met elkaar houden. In 2018 is er door een nachtportier een granaat gevonden die gelukkig niet is ontploft. Later is er daadwerkelijk een explosie geweest bij dat hotel. En niet alleen het concrete gevaar van een ontploffing is slecht voor de omgeving, maar ook de oneerlijke concurrentie die ontstaat. Net als bij al die kappers, al die souvenirwinkels en telecombedrijven die bij elkaar op een rijtje zitten, dat kan op een gegeven moment niet meer rendabel zijn. De huren worden sky high en de eerlijke ondernemer wordt zo de stad uit gedrukt.”
De Wet Bibob bestaat ruim twintig jaar. Is er in de loop der tijd veel veranderd?
Den Hartog: “De boef is steeds slimmer geworden. Een vergunning zet hij vaak niet meer op de eigen naam, maar op die van een katvanger zonder strafblad. We hebben een paar jaar geleden vanuit de RIEC-samenwerking geld gekregen om meer te investeren in Bibob, want je kunt er enorm veel uit halen, maar daar zit wel wat werk in. Daarom hebben we Dylan ook aangenomen en we zijn daar heel blij mee. Dat helpt ons enorm. Er blijft anders zo veel liggen waar je veel mee kunt. Intern proberen we Bibob ook onder de aandacht te brengen en te houden. We hopen dat collega’s ons weten te vinden indien nodig. Daarnaast zijn we met onze Amsterdamse ketenpartners bezig met een verbetertraject. De laatste werkafspraken die we hebben gemaakt op het Bibob-dossier dateerden uit 2015. Dat is behoorlijk oud. Ook zagen we dat de bestuursorganen erg leunden op strafvorderlijke informatie, terwijl zij zelf ook de mogelijkheid hebben om onderzoek te doen. Door middel van het verbetertraject, waarbij we vaak met meerdere betrokkenen om tafel gingen zitten, zijn we weer wat meer elkaars taal gaan spreken.”
Slee: “Die samenwerking is zoals eerder gezegd erg belangrijk. De informatietak van de politie, de Bibob-afdeling van de gemeente en wij van het OM komen vaak samen om informatie met elkaar te delen. Maar de laatste jaren vonden we dat er verbetering nodig was. Wij zien namelijk veel gevaren en gemeenten, zo dachten wij, zagen die minder snel en verleenden sneller een vergunning. Dankzij de overleggen in het verbetertraject bleek dat dit vaak te maken had met een ‘geen gevaar’ advies van het LBB, dat geen financieel onderzoek doet, waar wij dat wel doen. Sindsdien overleggen we vaker direct met elkaar, zonder dat het LBB daar tussen zit.” Den Hartog: “Wij hebben een heel duidelijke taak op grond van de wet Bibob in de aanpak van de ondermijnende criminaliteit en die moeten wij ook benutten. Bibob hoort bij onze gereedschapskist. Als die malafide ondernemers in Amsterdam ongehinderd hun gang zouden gaan, zou ons economische klimaat bovendien helemaal de verkeerde kant op worden gestuurd. Bibob is daarom niet ‘nice-to-do’ het is ‘need-to-do’.”