Tekst Pieter Vermaas en Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Procureur-generaal Sue Preenen

Nooit stak ze onder stoelen of banken dat ze het College te wit en te mannelijk vond. Toch twijfelde ze toen de vacature vrijkwam. Moet ik dit echt doen? Nu al? Inmiddels is Sue Preenen een jaar procureur-generaal en weet ze zeker dat ze de juiste stap heeft gezet. “Het was een gevoel van momentum: als ik wil dat die verandering waar ik voor sta, gaat plaatsvinden, dan moet ik nu inspringen.”

“In dit College willen we dat er beter naar de lichte criminaliteitszaken wordt gekeken. Dat daar betere keuzes in worden gemaakt en dat die sneller worden afgedaan. Tachtig procent van onze zaken is VVC, veel voorkomende criminaliteit; daar zit weinig aandacht van de media op, maar ook van ons. Terwijl burgers daar het meest last van hebben. Een OM dat daar geen antwoord geeft en niet handhaaft, verliest het vertrouwen van burgers. Nu zeggen we als College: de prestaties daar moeten beter.”

Aan visie en bezieling geen gebrek bij Sue Preenen, procureur-generaal sinds juli 2023. Althans, als het over haar werk gaat. De aankleding van haar werkkamer is een ander verhaal.

Wat vind je, hier rondkijkend, kenmerkend aan je werkkamer?

“Dat die door anderen is ingericht.”

Geen enkele personal touch?

“Nee! Guus (Schram, collega-PG, red.) heeft daar aan de muur die poster opgehangen van onze OMdat-arbeidsmarktcampagne. Een poster waar hij zelf op staat, haha! En daar op mijn bureau heeft Rinus (Otte, Collegevoorzitter, red.) zijn eigen boek neergelegd. Andere medewerkers van het Parket-Generaal hebben die grijsgroene druppelwand geplaatst. Ik vind het allemaal prima. Kennelijk heb ik niet de behoefte om van een werkkamer een persoonlijk hok te maken. Ik kan prima werken in een kale, spierwitte kamer.”

Procureur-generaal Sue Preenen: "Een OM dat geen antwoord geeft op veel voorkomende criminaliteit en daar niet handhaaft, verliest het vertrouwen van burgers."

Niks doen is ook een keuze. Ook in het strafrecht, toch?

“Maar niet altijd de goede. Grofweg zijn er een miljoen aangiftes. Daarvan belanden er 250.000 in het strafrecht. Met die andere 750.000 aangiften gebeurt niks, en er wordt ook geen keuze in gemaakt. Ik vind dat wij als OM daar een say in moeten hebben. Welke zaken kunnen wel het strafrecht in, moeten we voor de rechter brengen of met een strafbeschikking afdoen, en welke zaken niet? Dat is het vraagstuk van selectiviteit en opportuniteit. Tot nu toe wordt de keuze gemaakt in de basisteams door de politie. Of een aangifte wordt opgepakt, is zeer afhankelijk van de beschikbare opsporingscapaciteit. Als wij als OM van waarde willen zijn in de lichtere misdrijfzaken, moeten we zelf grip krijgen op die zaken en bepalen welke we gaan voorzien van een strafrechtelijk antwoord.”

Als je niet alles kunt doen, dan kies je misschien vanzelf voor Taghi-achtige ondermijningszaken en wordt VVC snel tekortgedaan?

“Natuurlijk moeten wij gewelddadige criminele samenwerkingsverbanden opsporen en voor de rechter brengen. Dat doen we ook, en met heel goede resultaten overigens. Maar die VVC vergeten wij wel eens. Terwijl het én-én is, zo is het systeem bij ons, en ook de politiecapaciteit, opgebouwd. Het gevoel van onveiligheid ontstaat juist door onze afwezigheid en die van de politie in die kleinere feiten. Daar moeten we andere keuzes maken. Dat is niet zo maar geklaard, daarom werken we nu aan een nieuw selectiviteits- en opportuniteitskader. Daarin sluiten we géén zaakstroom uit, we trekken ons niet terug. Maar we kijken wel: in welke zaken heeft het waarde om het strafrecht er op in te zetten? Terecht geeft Rinus Otte altijd het voorbeeld van de zelfscankassa’s bij grote winkelbedrijven waar veel wordt gestolen. Daar kan je als OM best zeggen dat grote winkels eerst zelf aan zet zijn.”

Zijn er andere zaken waarvan je zegt: daar moeten we eigenlijk méér mee doen?

“Gedigitaliseerde criminaliteit is in omvang heel groot. De aangiftebereidheid is bij dit soort feiten laag, terwijl het niet wezenlijk uitmaakt of al je spullen uit je woning worden gestolen of dat je digitaal wordt beroofd. Daar hebben we als OM, met de politie, echt nog wat te doen in de aanpak en op het gebied van kennisverbetering. Daar werken we intern hard aan, onder meer via het Programma Cybercrime en Gedigitaliseerde Criminaliteit. Nog best wat OM’ers vinden het lastig om die digitale component te zien als regulier deel van hun werk. Maar dat is het wel, het is géén specialisatie.”

Kun je daar zeggen: ‘Nou aangever, als u uw virusscanners niet up to date heeft, gaan wij ook niet opsporen’?

“Dat zou kunnen. Je moet op een andere manier kijken naar slachtofferschap. Ook omdat één muisklik massaal slachtofferschap kan veroorzaken. Wij zijn nog niet gewend om daarin goed op te sporen en te vervolgen; ons systeem, onze rechtsgang kan het op dit moment niet aan om tienduizenden slachtoffers in een keer te verwerken. Dus we moeten anders kijken naar wat effectief is voor de aanpak van dit soort zaken, en hét antwoord hebben we daar nog niet op. In de VS kent men zogenoemde class actions waarbij veel slachtoffers van bijvoorbeeld beleggingsfraude, vaak civielrechtelijk, in één keer een organisatie aanklagen. Zou dat kunnen werken voor ons, of zijn er andere aanpakken effectief? En de vraag die in het gesprek erover thuis hoort, is inderdaad of je preventief dan ook wat van de burger mag verwachten. En als je bijvoorbeeld verzekerd bent voor geleden schade, heeft het strafrecht dan nog een toegevoegde waarde? We zijn daar nog helemaal niet over uit.”

Je bent een jaar PG. Hoe is het bevallen?

“Eerlijk gezegd, in het begin twijfelde ik. Ik heb moeten wennen aan de overstap van hoofdofficier naar PG. Je verantwoordelijkheid als hoofdofficier is heel duidelijk: je gaat over je mensen, zaken en onderzoeken van het onderdeel. Als PG heb ik, voor het eerst in jaren, geen eigen mensen in de P-portal. Als College zijn we collectief verantwoordelijk voor de organisatie en het beleid, al kwam ik er ook achter dat we behoorlijk verticaal, naar onze portefeuilles, georganiseerd zijn. Daarin word je door het Parket-Generaal ondersteund. De momenten waarop je als College gezamenlijk nadenkt, discussieert en afstemt, moet je echt agenderen en creëren. We hebben zogenaamde collegekoffies en collegelunches ingepland om laagdrempelig met elkaar te kunnen discussiëren, dat is nodig. Maar nu, bijna een jaar verder, kan ik oprecht zeggen: ik vind mijn werk hartstikke leuk en ik kan het goed vinden met mijn collega’s. We hebben stevige discussies en maken ook veel lol. Ik heb de goede keuze gemaakt.”

Hoe werd je van hoofdofficier PG? Word je dan benaderd?

“Als hoofdofficier, maar ook als mede-initiatiefnemer van het vrouwennetwerk wOMen, heb ik altijd uitgedragen dat de samenstelling van het College anders zou moeten. Toen er in korte tijd een aantal vacatures kwam binnen het College, zeiden OM’ers me: ‘Jij hebt altijd zo’n grote mond dat het anders zou moeten, dus moet jij niet eens?’ Ik heb daar lang over nagedacht, omdat ik die ongelooflijk leuke baan als hoofdofficier van het parket Noord-Holland nog niet zo lang deed; daar was ik nog lang niet klaar mee. Maar er was ook een gevoel van momentum: als ik wil dat die verandering waar ik voor sta, gaat plaatsvinden, dan moet ik nu inspringen.”

Was het College in jouw ogen te oud, te mannelijk en te wit?

“Ja.”

Het was een voordeel dat jij niet oud, wit en man was?

“Zeker. Tegelijkertijd wil ik gekozen worden omdat ik een aantal dingen kan. Het is de whole package, hè? Mijn Aziatische wortels en vrouw-zijn, is niet de enige reden om PG te kunnen worden. Ik denk dat ik een goed track record had als hoofdofficier en als leidinggevende.”

'Emoties van slachtoffers mogen niet de overhand krijgen in een strafproces'

Wat voor type PG ben je?

“Ik vind het belangrijk dat ik als PG luister naar wat er komt vanuit de organisatie en vanuit de ketenpartners, in een momenteel woelige politieke buitenwereld. Ik wil niet te snel oordelen, maar verschillende invalshoeken horen, en op basis daarvan weloverwogen een richting kiezen. Steve Jobs zei ooit: ‘Je huurt geen slimme mensen in om hen vervolgens te vertellen wat ze moeten doen.’ Dat vind ik een mooi uitgangspunt en zo probeer ik leiding te geven. Het OM heeft in de hele organisatie goede en kundige mensen, met goede ideeën, en het is mijn rol als PG om dat bij elkaar te brengen. En soms hak je een knoop door.”

Anderen zeiden dus: doe het maar, want je hebt altijd ‘zo’n grote mond’. Herken je dat?

“Ik heb een beschaafde grote mond. Ik kan het netjes en vriendelijk zeggen, maar het klopt dat ik erom bekend sta dat ik dingen aankaart en bespreekbaar maak, en dan ook direct met mensen. Een van mijn grootste ergernissen in onze organisatie is het als mensen over elkaar praten in plaats van met elkaar. Ik denk dat ik kritiek kan uiten en ontvangen en daarbij de relatie goed kan houden.”

Je hebt Zuid-Koreaanse wortels, bent geadopteerd. Heeft dat gevolgen gehad voor hoe je je OM-functies bekleedt?

“Niet per se voor hoe ik mijn functies bekleed. Wel voor hoe ik in het leven sta. Ik had een wat roerige jeugd. Mijn geschiedenis en achtergrond hebben bijgedragen aan wat ik nu ben als mens. Wie mij kent, weet dat ik vrij onafhankelijk en met vertrouwen in mijzelf de wereld en mijn werk tegemoet treed. Ik heb inmiddels ook geleerd dat je dingen niet alleen kunt doen; daar krijg je een solitair leven van, terwijl ik mensen om me heen nodig heb.”

Hoe vul je het liefst je vrije tijd in?

“Ik ga graag naar toneel, afgelopen vrijdag naar de voorstelling Prima Facie, een monoloog over een strafrechtadvocate die zedenzaken doet en vervolgens zelf slachtoffer wordt van seksueel geweld. Een aanrader! En ik ging in het weekend ook naar de film City of God, over de favela’s in Brazilië en de drugsoorlogen die daar in de jaren zestig en zeventig woedden. Gruwelijk gewelddadig, ik was er echt stil van. En ik ga graag naar het Concertgebouw en musea.

Het zijn allemaal wel rechtershobby’s, hè? Dat wilde ik aanvankelijk ook worden, rechter. Maar mijn civiele stage tijdens mijn raio-opleiding vond ik afgrijselijk. Dan werd je met een dossier opgesloten in een kamer en moest je na een week met een vonnis naar buiten komen. Toen ik daarna mijn stage liep bij het OM, wist ik het heel snel: dit is het. Dat zie je regelmatig: rechtenstudenten willen aanvankelijk rechter worden, dat zien ze al meer voor zich. Maar als ze meer over dat onbekende OM horen, kiezen ze vaak alsnog voor het OM. Het zegt denk ik dat we als organisatie nog te weinig zichtbaar zijn op universiteiten, dat we nog meer aan campus recruitment kunnen doen.”

Slachtoffers horen tot je portefeuille. Hoe groot moet hun rol in het strafproces zijn?

“Het Nederlands strafproces heeft lang de focus op de verdachte gehad. Ik kom zelf uit de tijd dat alleen nog de schadevergoedingsvordering bestond. Inmiddels heeft het slachtoffer informatierechten, spreekrecht en andere rechten. Het is goed dat er nu meer aandacht is voor het leed van en de gevolgen voor het slachtoffer.”

Slachtoffers kunnen in slachtofferverklaringen best direct, hard en oordelend zijn, terwijl de uitspraak dan nog moet komen. Dat levert soms ongemakkelijke situaties op, toch?

“In de rechtszaal is een verdachte pas dader als dat in een vonnis is vastgesteld. En ‘ongemakkelijke situaties’? Als jurist formuleer ik het zo: die verklaringen kunnen wringen met de onschuldpresumptie. Gelukkig is de positie van het slachtoffer nu niet meer zo minimaal. Maar emoties, die slachtoffers natuurlijk hebben, mogen niet de overhand gaan krijgen in een strafproces. De feiten en de toepassing van het recht moeten het uitgangspunt blijven.”

Wat in Israël en op de Gazastrook gebeurt, laat Nederland niet onberoerd. Heeft die maatschappelijke sfeer gevolgen voor hoe het OM zaken rond discriminatie en antisemitisme doet?

“Ik geloof niet dat wij daardoor dit soort zaken anders doen. In discriminatiezaken is de context van uitingen belangrijk voor de vraag of ze strafbaar zijn. Als OM zijn wij niet doof, wij horen geluiden over toenemend antisemitisme. In het hoofdlijnenakkoord staat ook dat er oog moet zijn voor een brede aanpak daarvan. Maar ook daar proberen we de verwachting van het strafrecht wat te temperen. Wat jij of ik discriminerend vinden, is niet altijd ook strafréchtelijk discriminatie. Door de vrijheid van meningsuiting mag je veel zeggen, ook heel nare, kwetsende dingen. Als je wil dat de samenleving minder antisemitisch is of minder discrimineert, dan gaat het ook over: hoe ga je met elkaar om, wat tolereren we in de samenleving van elkaar, en hoe wordt de jeugd opgevoed en geschoold?”

Zelf zei je ooit: Discriminatie heb ik nooit zo ervaren, maar ik heb wel eens onhandige opmerkingen gekregen.

“Het gebeurt me nu niet meer, maar op de middelbare school en toen ik studeerde hoorde ik vaak goedbedoelde opmerkingen, van het soort: ‘Wat spreek je goed Nederlands’.”

'Met elkaar kunnen lachen, om jezelf kunnen lachen; dat werkt als ventiel. Ik zou willen dat dat in het debat veel meer gebeurt'

Hoe reageer je op dat soort opmerkingen?

“Ik wil op geen enkele wijze discriminatie bagatelliseren. Maar als het gaat om mezelf, dan kan ik om dat soort opmerkingen lachen; ik denk dan altijd aan hoe ik opgroeide in een Twents dorp. Als bijbaan werkte ik in een lokaal Chinees restaurant. Daar zei een Tukker ooit eens tegen mij (Preenen waagt een poging tot een Twents accent): ‘U spreekt verdomd goed Nederlands voor een Chinees.’ ‘Meneer,’ antwoordde ik, ‘ik ben helemaal geen Chinees’. Waarop hij zei: ‘Dan heb je je verdomd goed opgemaakt!’ Ik schoot onder de balie van het lachen. Er zat helemaal geen kwaad achter en zo heb ik het ook opgevat. Ik vind: met elkaar kunnen lachen, om jezelf kunnen lachen; dat werkt als ventiel. Ik zou willen dat dat in het debat veel meer gebeurt. Het is een heel serieus onderwerp en ik ben er erg vóór om mensen in hun waarde te bejegenen. Maar daar worden, onbewust en onbedoeld in de omgang met elkaar, fouten in gemaakt; kunnen we daar dan asjeblieft met wat luchtigheid en humor naar kijken?”

De vertrokken PG’s Hofstee en Van der Burg waren Feyenoord-supporters. Houd jij van voetbal?

“Steeds minder, nu Ajax het zo slecht doet.”

Afgelopen seizoen waren er weer behoorlijk wat incidenten in en rond voetbalstadions. Wat vind je van de roep om strengere handhaving, zoals in Engeland?

“Ik vind dit een vraagstuk van openbare orde en veiligheid, wat primair op het bord van burgemeesters en de voetbalclubs zelf ligt. Wij hebben hier ook een voetbalwet, waarmee er aanwijzingen aan individuele supporters kunnen worden gegeven, door de burgermeester of de officier van justitie. Het OM heeft vooral een rol als het gaat om het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. Als die worden gepleegd, wegen wij af of we moeten gaan opsporen en vervolgen. Supporters die zich collectief misdragen zijn lastig aan te pakken voor het strafrecht, want strafrecht is gericht op individuen. Bij excessief geweld moeten we optreden, maar sommige voetbalzaken vergen zoveel opsporingscapaciteit dat enige terughoudendheid van onze inzet geboden is. En ik vind dat er ook wat van de clubs mag worden gevraagd. Op het moment dat hun harde kern over de schreef gaat, kunnen clubs daar op worden aangesproken. In een heel plan om voetbal leuk en veilig te houden, is de rol van het strafrecht vrij beperkt.”

Iets anders: femicide. Met zo’n veertig gevallen per jaar is dat in Nederland een probleem dat aanzienlijk groter is dan in de ons omringende landen. Hoe wil je dat terugdringen?

“Ik ken die cijfers van andere landen niet, maar schrik altijd van de Nederlandse cijfers. Ik denk dat de focus vanuit politiek en justitievlak heel lang die ondermijnende criminaliteit is geweest, maar de samenleving heeft ook veel last van huiselijk geweld. Politiek is er een plan van aanpak opgeleverd. Het OM registreert sinds 1 januari femicidezaken in onze systemen. Wat ik altijd graag benadruk: voor ons vergt femicide op zichzelf niet een bijzondere aanpak. Er is een brede aanpak huiselijk geweld, met zedengerelateerd geweld; die portefeuilles hangen samen. Hoe pakken we dat aan, met het doel om femicide te voorkomen? Want als een vrouw door partnergeweld om het leven is gekomen ben je te laat. We investeren in het platform Huiselijk Geweld, binnen en buiten het OM. Met externe organisaties praten we over het herkennen van signalen: wanneer kan het fout gaan? Stalking is daarbij altijd een rode vlag. Herken je die signalen, dan kun je er een aanpak op toesnijden.”

Als je moet kiezen, ga je dan voor veiligheid of rechtvaardigheid?

“Nou, pff, dat is niet of-of… Ik ben niet zo’n zwartwit mens. Er is geen rechtvaardigheid zonder gevoel van veiligheid. Maar met het mes op de keel zeg ik: rechtvaardigheid. Omdat dat past bij een beschaafde samenleving; veiligheid kun je ook op een andere manier afdwingen.”

Snelheid of kwaliteit?

“Snelheid is ook kwaliteit, zeg ik altijd. Onder kwaliteit versta ik naast inhoudelijk gedegen werk ook dat het snel gebeurt. Dat gaat samen.”

Daders aanpakken of slachtoffers rechtdoen?

“Toch weer een gecombineerd antwoord: ik geloof er echt in dat als wij daders pakken, we daarmee rechtdoen aan slachtoffers. Maar de focus van het OM zit op daders pakken.”

Vergelding of pedagogisch effect?

“Voor jeugd – jeugdstrafrecht is ook een portefeuille van me – zou ik willen benadrukken dat wij blijven inzetten op het pedagogisch effect van het strafrecht. In die zin ben ik niet zo gerust op een van de voorstellen uit het hoofdlijnenakkoord om de straffen voor 14- tot 16-jarigen te verhogen. We moeten natuurlijk eerst afwachten wat de uitwerking ervan is, maar het minderjarigenstrafrecht is van 12 tot 18, dus waarom je dan de groep van 14-16 eruit licht, is mij niet duidelijk. Als OM willen we in het minderjarigenstrafrecht vooral gedragsbeïnvloeding bewerkstelligen, en die bereik je niet met hogere straffen. Ze komen uiteindelijk altijd weer vrij, en wat doen we dan? Dan zijn ze nog heel jong. Je wil een duurzame verandering bij de jeugd bewerkstelligen zodat je voorkomt dat ze opnieuw in het strafrecht belanden. En ook daar zijn wij als OM weer sluitstuk. Bij jeugdigen gaat het veel meer over school, armoedebestrijding, wonen, gelijke kansen.”

Tot slot: als je aan het einde van je leven terugkijkt, wat hoop je dan te zien?

“Ik hoop dat anderen dan zullen zeggen dat ik dicht bij mezelf ben gebleven. Ik ben iemand die wil bijdragen aan het algemene belang. Iemand die de samenleving wil dienen, dat zit bij mij diep. Al ben ik tegelijk sceptisch over maakbaarheid en het vermogen van de mens om te verbeteren. Ik wil een ander in zijn waarde laten en met respect bejegenen. Niet te snel oordelen. Ruimte aan de ander laten. En met een bepaalde luchtigheid in het leven staan en dat – ondanks de nare strafbare feiten die we elke dag zien – in onze organisatie brengen. Ik neem mijn werk heel serieus, maar mezelf niet zo.”

SUE PREENEN

• Lid van het College van procureurs-generaal (sinds 1 juli 2023)

• Hoofdofficier van justitie AP Noord-Holland (januari 2021)

• Plaatsvervangend hoofdofficier van justitie AP Noord- Holland (april 2018)

• Officier van justitie/leidinggevende AP Amsterdam (oktober 2006)

• Rechterlijk ambtenaar in opleiding (oktober 2000)

Portefeuilles

Beslag, BOA’s (Buitengewoon Opsporingsambtenaren), Dieren, Discriminatie, Geestelijke en forensische zorg in het strafrecht, Gevoelige zaken (opsporing, vervolging en executie), Internationaal/buitenlandse betrekkingen/internationale rechtshulp, Jaarwisseling en vuurwerkaanpak, LVB (Licht Verstandelijk Beperkten) en multiproblematiek, Rechtsbijstand, Selectiviteit, Slachtoffers in het strafrecht, Veilige Publieke Taak (VPT), Vreemdelingen in het Strafrecht (VRIS), Verkeer en Luchtvaart, Verplichte zorg, Voetbal, Zeden, jeugd, gezin, huiselijk geweld en kindermishandeling, Zorg- en Veiligheidshuizen.