Tekst Peter Elberse
Foto Loes van der Meer
Een trendbreuk, noemt Richard Korver het, de manier waarop de laatste jaren het denken over het slachtoffer in het strafproces zich heeft ontwikkeld. Ook bij het Openbaar Minsterie. ,,De bereidheid bij het OM om slachtofferminded te denken is gegroeid, er wordt veel meer dan voorheen met het slachtoffer meegedacht. Gepaard daaraan nam de bereidheid om zelf te veranderen toe. Ik hoop van harte dat deze trend doorzet.”
Korver is ruim zestien jaar advocaat en heeft zich van meet af aan beziggehouden met slachtofferzaken. Niet omdat hij dat zich had voorgenomen. Het was toeval, vertelt hij in zijn statige kantoor aan de Amsterdamse Herengracht. ,,Mijn allereerste cliënt in dit kader was slachtoffer geworden van een gewelddadige overval, tijdens een totaal uit de hand gelopen seksdate. Die man is uit angst van vijf hoog naar beneden gesprongen, had van alles gebroken. Ik heb me met de zaak in hoger beroep bemoeid, er ontstond gedoe over een door mij opgevraagd dossier. Daarmee kwam mijn eerste media-optreden in een zaak waar ik het slachtoffer bij stond tot stand, bij de regionale Amsterdamse zender AT5. Toen is de bal aan het rollen gegaan en meldden zich meer slachtoffers in mijn praktijk.”
Het specialisme bleek hem te liggen. In de jaren daarna zou Korver uitgroeien tot de meest bekende en actieve gespecialiseerde slachtofferadvocaat van Nederland. Zijn kantoor doet 150 tot 200 slachtofferzaken per jaar, waarvan Korver er zelf zo’n 75 voor zijn rekening neemt. Hij is voorzitter van het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (LANGZS). Overigens doen Korver en zijn vijf kantoorgenoten ook tal van andere zaken en staan zij ook ‘gewoon’ verdachten bij.
Korver vestigde zijn reputatie als slachtofferadvocaat met de zaak rond Gabriëlle Cevat, de politieagente die in juni 2008 in Amstelveen werd doodgeschoten. Eind 2010 diende zich de zaak rond Roberts M. aan. Dat werd een titanenklus voor iedere professioneel betrokkene, zeker ook voor advocaat Korver. Hij behartigde de belangen van tientallen ouders wier kinderen door M. waren misbruikt. Bij rechtbank en gerechtshof heeft de zaak van maart 2011 tot april 2013 gelopen. Korver heeft er zijn handen vol aan gehad. In 2012 publiceerde hij het boek Recht van spreken, waarin een aantal verklaringen zijn opgenomen van ouders die betrokken waren bij de Amsterdamse zedenzaak. Het spreekrecht voor ouders van jeugdige slachtoffers is in deze zaak een prominent discussiepunt geweest, waarin door de rechter uiteindelijk in het voordeel van de ouders is beslist. De ouders mochten – achter gesloten deuren – het spreekrecht uitoefenen. De advocaten van Roberts M. hadden zich hiertegen fel verzet, omdat volgens hen formeel gezien niet de ouders maar alleen de misbruikte (veelal zeer jonge) kinderen als slachtoffer waren aan te merken. Momenteel is Korver als slachtofferadvocaat actief in geruchtmakende zaken als die rond Mitch Henriquez en Nicole van den Hurk. Henriquez overleed kort na zijn arrestatie in het Haagse Zuiderpark, in juni 2015; twee agenten worden vervolgd. De 15-jarige Brabantse Nicole van den Hurk stierf in 1995 een gewelddadige dood; in 2014 werd na DNA-onderzoek een verdachte opgepakt en later veroordeeld. De zaak loopt momenteel in hoger beroep.
Roberts M. werd in december 2010 gearresteerd. Drie weken later, op 1 januari 2011, trad de Wet versterking positie slachtoffers in werking. Korver: ,,Dat was dus de eerste grote zaak waarin die slachtofferrechten, die kakelvers waren, aan de orde kwamen en die ik als slachtofferadvocaat zo maximaal mogelijk probeerde te benutten.”
Door de nieuwe wet kreeg het slachtoffer een zelfstandige positie in het strafproces, met eigen rechten en bevoegdheden. Een greep uit de in de wet vastgelegde verbeteringen: het slachtoffer krijgt het recht op kennisneming van processtukken (voor zover voor hem van belang) en mag zelf relevante stukken aan het dossier laten toevoegen. Bij weigering hiervan kan het slachtoffer in beroep bij de rechter. De informatieverstrekking aan het slachtoffer wordt aanzienlijk uitgebreid. En er is een voorschotregeling, die bepaalt dat het hele schadebedrag van een toegewezen schadevergoeding binnen acht maanden moet zijn uitgekeerd. Als de dader hierin niet slaagt, dan betaalt de staat, waarna het CJIB de vordering op de dader overneemt.
De wet was het resultaat van een toegenomen aandacht voor het slachtoffer in de afgelopen decennia. Nadat in de jaren tachtig van de vorige eeuw door het OM een aantal beleidsregels was opgesteld om de bejegening van slachtoffers te verbeteren, werd in 1992 de Wet Terwee in het leven geroepen. Deze verruimde de mogelijkheden om schadevergoeding te eisen. Een stap in de goede richting, aldus Korver, maar niet een om diep van onder de indruk te raken. ,,Je kon als slachtoffer maximaal duizend gulden vorderen. Als je dat deed, moest je gelijk al je rechten prijsgeven.” De positie van het slachtoffer in het strafproces was misschien licht verbeterd, maar bleef marginaal.
In 2004 werd het voor slachtoffers van ernstige misdrijven mogelijk een schriftelijke slachtofferverklaring in het geding te brengen. Een jaar later kreeg het slachtoffer ook een stem op de zitting: het slachtoffer mocht spreekrecht uitoefenen en ten overstaan van de rechter uiteenzetten wat de gevolgen van het misdrijf voor hem of haar zijn geweest. Dit spreekrecht werd vorig jaar uitgebreid. Slachtoffers hoeven zich in hun verklaring niet langer te beperken tot de gevolgen van het delict, maar mogen zich nu ook uitlaten over de schuld van de verdachte en de op te leggen straf, zogeheten onbeperkt spreekrecht.
De wet die het onbeperkt spreekrecht regelt, is wat Korver betreft nog niet volmaakt en leidt soms tot nieuwe problemen in de rechtszaal. ,,Wij vragen nogal eens om twee keer te mogen spreken. Ik wil graag kunnen reageren op wat het OM zegt en wat de advocaat van de verdachte zegt. Op mijn verzoeken dienaangaande wordt door de rechter verschillend gereageerd, is de ervaring tot dusver. De een staat het toe, de ander niet. Of er wordt een andere, geïmproviseerde oplossing gezocht. Zo mocht ik bij het hof in Leeuwarden na het pleidooi spreken, zodat ik overal op kon reageren. Maar twee keer spreken was een brug te ver. In een andere zaak, bij het hof in Den Bosch, werd het weer anders aangepakt. Ook daar mocht ik slechts één keer spreken, maar dan voorafgaand aan het requisitoir van de advocaat-generaal. Dat is voor mij een heel onhandig moment, want wat ga ik zeggen over de straf of over het bewijs als ik niet weet waar het OM mee komt? Ik zou daar graag een lijn in aangebracht zien, zodat er samenspel, overleg ontstaat. De wetgever heeft er niet in voorzien, de rechter bepaalt hoelang, hoe vaak en wanneer er wordt gesproken. In de wet staat wel dat de benadeelde partij iedere keer mag spreken als het OM heeft gesproken, maar dat ziet op de vordering, niet op het bewijs of de straf. Ik heb inmiddels officieren en advocaten-generaal meegemaakt die het prima vinden als er door ons twee keer wordt gesproken. Hoe het er uiteindelijk gaat uitzien, is nog volop in ontwikkeling.”
Korver hoopt vurig dat de wetgeving rond de positie en rol van het slachtoffer in het strafproces zich verder blijft ontwikkelen. Met de jongste wet, uit 2011, is de race wat hem betreft nog niet gelopen. ,,Wij zouden best eens wat meer over de grens mogen kijken. Dat doet men wel als het gaat om opsporingstechnieken, maar niet als het gaat om slachtofferbeleid. Wij lopen met ons slachtofferbeleid in Nederland echt niet voorop. Als ik spreek met Franse collega’s, zit ik soms met mijn oren te klapperen. In Frankrijk mag je als slachtoffer om onderzoekshandelingen vragen. Om een huiszoeking bijvoorbeeld, of een getuigenverhoor. Dat is wettelijk geregeld. Of neem Engeland: daar bestaat de mogelijkheid tot private prosecution. Als het OM daar iets niet oppakt, kun je als burger een advocaat in de arm nemen die vervolgens de rol van aanklager op zich kan nemen. Die heeft net zoveel rechten als het OM. Er loopt in Engeland momenteel een zaak die zich laat vergelijken met die van Mitch Henriquez; die is op poten gezet door zo’n ‘privé-aanklager’. Zij heeft, bijvoorbeeld, beelden van bewakingscamera’s in beslag laten nemen.”
Meer invloed op het verloop van het vooronderzoek, ook dat is iets dat Korver graag tot stand zou willen zien komen. ,,Dat vooronderzoek is steeds belangrijker aan het worden. Slachtoffers hebben vooral rechten als de zaak op zitting staat. Ik vind dat je hen die rechten daarvóór ook al moet geven. Ze moeten actief kunnen meedoen.”
Opportuun brengt het gesprek met Korver niet zelf op Herman Bolhaar - de advocaat begint zelfstandig over de vertrekkende super-PG. Bolhaar is volgens Korver een belangrijk aanjager geweest van het toenemend bewustzijn bij het OM als het gaat om slachtoffers. Ze kwamen elkaar volop tegen in de eerste fase van de Amsterdamse zedenzaak, toen Bolhaar nog hoofdofficier van justitie was in Amsterdam. ,,In mijn ogen heeft Bolhaar zich namens het OM een groot voorvechter getoond van de versterking van de positie van het slachtoffer. Hij neemt het slachtoffer serieus. Dat bleek uit de manier waarop hij in de zedenzaak heeft geopereerd, maar ook later, toen hij voorzitter werd van het College van procureurs-generaal. Zijn betrokkenheid heeft het verschil gemaakt. Door hem gingen mensen harder lopen aan dit front, noodzakelijke veranderingen werden snel doorgevoerd. Dat was verfrissend. In het kader van de zaak-Roberts M. was hij voor mij heel toegankelijk, als ik vond dat ergens iets niet goed ging, kon ik hem benaderen. Dat vond ik belangrijk. Ik wil niet zeggen dat alles meteen werd opgelost, maar je wist dat er goed naar gekeken werd. Hij werd ook met mij geconfronteerd als voorzitter van LANGSZ – we hebben zwartboeken uitgebracht, over meer structurele misstanden bij het OM. Daar ging hij altijd goed mee om. Hij liet uitzoeken wat er was gebeurd en kwam daarmee terug. Hij erkende fouten, maar gaf ook onomwonden aan waar hij het helemaal niet met ons eens was. Je kon, met andere woorden, constructief met hem in gesprek en hij was bepaald niet te beroerd kritisch naar zijn eigen organisatie te kijken, over zijn eigen schaduw heen te stappen, er iets van te leren. Daar heeft iedereen iets aan.”
Voor slachtoffers heeft Bolhaar in het justitiële apparaat een kwaliteitsslag gemaakt, meent Korver. ,,Ik hoop dat die lijn wordt voortgezet, we zijn er nog niet. Het OM is er de laatste jaren steeds beter in geworden, in de bejegening van het slachtoffer, dat zie ik ook in mijn dagelijkse praktijk. Ga daarmee door.”