Tekst Peter Elberse
Foto Loes van der Meer
Harry Crielaars was ruim zes jaar (tot februari 2017) voorzitter van de Raad van Bestuur van Slachtofferhulp Nederland. De organisatie helpt kosteloos slachtoffers van misdrijven, verkeersongevallen en calamiteiten en wordt gefinancierd vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie, gemeenten en het Fonds Slachtofferhulp. In 2016 verleende Slachtofferhulp Nederland bijstand aan meer dan 190.000 slachtoffers.
Wat trof u aan, toen u begon?
“Ik begon bij Slachtofferhulp Nederland op de dag dat de Wet versterking positie slachtoffer in werking trad, op 1 januari 2011. Er was al sprake van een nieuwe trend, bij het OM was een andere wind gaan waaien. Veel meer slachtoffergericht. De nieuwe wet was voor mij een eyeopener: er stond onder meer in dat het slachtoffer recht had op een fatsoenlijke bejegening. Dat vond ik als gewone burger – ik ben geen jurist – heel vreemd, dat zoiets in een wet vastgelegd moest worden. Later begreep ik dat het een heel belangrijke zin was. Want het recht werkt nu eenmaal zo dat iets pas van toepassing is als het in een wet staat. Het recht op een fatsoenlijke bejegening was nu geformaliseerd, daar moest men dus iets mee. Dat bracht een enorme ontwikkeling op gang, bij de betrokken instanties, van politie tot reclassering tot OM. Een cultuuromslag: het slachtoffer doet er toe, het slachtoffer heeft een echte positie. Ik heb gezien dat in brede lagen van het OM het slachtoffer ook in de normale, dagelijkse praktijk een rol is gaan spelen. Het OM heeft er alles aan gedaan om de bejegening te verbeteren. Dat heeft echt gestalte gekregen. Aan de kant van de politiek mag de naam van voormalig staatssecretaris Fred Teeven overigens niet onvermeld blijven. Hij heeft zich altijd hard gemaakt voor slachtofferbelangen, hij heeft er op allerlei niveaus voor gezorgd dat slachtoffers in beeld kwamen. In dat opzicht heeft hij een standbeeld verdiend.”
Wat zou er nog moeten veranderen?
“De rechten van slachtoffers zijn nog niet in balans met die van daders of verdachten. De dader en zijn vertegenwoordiging heeft allerlei instrumenten in handen om iets af te dwingen, op het moment dat een rechter of een officier zich niet houdt aan bepaalde afspraken. Die instrumenten heeft het slachtoffer niet. Ik weet niet in welke mate dat zou moeten veranderen en ook niet of dat allemaal via de rechter moet. Ik ben niet zo van de regeltjes en de protocollen. Een instantie waarop je een beroep kunt als je rechten als slachtoffer geschonden zijn, zou nuttig kunnen zijn. Aan de andere kant: een nog verdergaande juridisering, nog meer wetgeving, ik sta daar persoonlijk wat sceptisch tegenover. Met het maken van nog meer wetten verander je de samenleving niet. Het moet tussen de oren van mensen zitten, dat is vele malen belangrijker. Het is de verdienste van het college geweest, Herman Bolhaar voorop, dat dat bij het OM ook daadwerkelijk is gebeurd. Bolhaar heeft het OM ervan overtuigd dat het om mensen gaat.”
Hoe groot is de rol van Slachtofferhulp Nederland?
“Als slachtofferorganisatie word je als serieuze partner gezien. In de ZSM-aanpak (de strafrechtelijke aanpak van veel voorkomende criminaliteit, waarin zaken snel worden afgedaan en waarin het slachtoffer net zo belangrijk is als de verdachte, red.) zijn wij verregaand gaan samenwerken met politie en OM. Ik heb dat project altijd gezien als de rits van de samenwerking binnen de strafrechtketen – als we dáár slagen in de samenwerking heeft dat effect op allerlei andere projecten. Dat is ook zo gebeurd. Zo werden er bijvoorbeeld afspraken mogelijk rond tbs’ ers die vrij zouden komen. Ook daar kwam het slachtofferbelang aan de orde. In het kader van de ZSM-samenwerking hebben de partijen elkaar leren vertrouwen en elkaar leren kennen. Dat is een grote verdienste.”