Tekst Pieter Vermaas

Memoires van Arthur Docters van Leeuwen

“Geslaagd in het leven? Ja, ik denk dat ik dat mag zeggen.” Dat zijn de laatste woorden in het epiloog van ‘Een spoor van vernieuwing’, de memoires van de op 14 augustus 2020 overleden Arthur Docters van Leeuwen. De herinneringen van Docters, super-PG in de periode 1995-1998, zijn opgetekend door voormalig Opportuuneindredacteur Lars Kuipers.

Ruim boven de 400 pagina’s – je moet wel zin hebben om ervoor te gaan zitten. Zeker na deze slotzin te hebben gelezen, en wetend dat mannen die memoires optekenen niet zelden wat doorschieten naar borstklopperij.

Dat gevoel komt aanvankelijk ook op bij het lezen van “Een spoor van vernieuwing”. Bijvoorbeeld als Docters memoreert hoe hij van zich afsloeg op het schoolplein als hij werd uitgescholden voor brillenjood. “Uiteindelijk kreeg ik mijn doelwit meestal wel te pakken en dan ging ik erbovenop zitten, net zo lang tot hij om genade riep.”

Eén klasgenoot, pestkop Johnny, was iets sterker. Maar toch: “Op een bepaald moment was ik het zat. Daarna wachtte ik hem elke middag bij het uitgaan van de school op om met hem te vechten, al was hij sterker dan ik, want ik vond dat hij moest ophouden met dat pesten. Dat continue vechten, daar kon hij uiteindelijk niet meer tegen; toen hebben we vrede gesloten en is hij ermee opgehouden.”

Een engel waakte

Zo zijn er meer passages waarin het Docters niet aan zelfvertrouwen ontbreekt. Over de sketches die hij met zijn beste vriend Wout opvoerde bijvoorbeeld. “Samen hadden we een sterke komische kracht. We hebben tijdens onze voorstellingen meegemaakt dat mensen blauw van het lachen moesten worden afgevoerd.”

En tijdens een gesprek dat hij als directeur van de BVD had met de net aangetreden PvdA-minister Ien Dales, waarin zij filosoferen of de hele BVD niet kon worden opgeheven, vergelijkt hij zich (onbewust?) met een aartsvader – ondergeschikt aan een hogere macht, dat dan weer wel. “Ik zei Dales dat ons gesprek me deed denken aan het Bijbelverhaal van Sodom en Gomorra. Het Opperwezen meldt aan Abraham dat die steden zo zondig zijn dat hij ze wil vernietigen met vuur en zwavel, tenzij Abraham tien rechtvaardigen weet te vinden. (…) Ik zei tegen Dales: ‘Ik denk dat er nog genoeg ware gelovigen rondlopen om de continuering van de BVD te rechtvaardigen.’”

En vooruit: nog een voorbeeld, ditmaal uit Docters’ jaren bij het Ministerie van Financiën. Daar had de inspectie eens in de maand een borrel in het barretje boven Indonesisch restaurant De Poentjak. “Daar werd dan flink gezopen. Ik weet nog dat ik een keer in mijn Citroën Dyane met collega Harmen Hoekstra terug naar huis in Zoetermeer gereden ben, waarbij hij de pedalen bediende en ik het stuur. Dat is goed afgelopen, een engel waakte over ons.”

De gemiddelde OM’er zou tegenwoordig zo’n verhaal voor zich houden, maar Docters vertelt het ongegeneerd. Kortom, Docters is sterk, niet bang, en met hem is het lachen geblazen.

Toch blijf je lezen. Vooral ook omdat Docters ook een ander beeld van zichzelf toont. Opvliegend. Onhandig. Een zwak gestel. Letterlijk ziet hij geesten. Openhartig is hij over de relatie met zijn vroeg overleden vader: “Het knaagde wel dat mijn vader zo weinig persoonlijke aandacht aan mij schonk.”

Op zijn vijftiende overvalt hem ‘een geweldig minderwaar- digheidscomplex’. Van de ene dag op de andere vindt hij dat hij niks meer kan en niks goed doet, en ineens gaat het ook helemaal niet meer met de meisjes. Daarop keert hij in zichzelf. “Op mijn zestiende verjaardag kwam helemaal niemand; zelfs mijn beste vriend Wout was het vergeten. Dat vond ik heel erg. Ik had niemand uitgenodigd, dat deed je niet; je was jarig en mensen kwamen gewoon. Maar nu bleef het huis leeg. Ik voelde me buitengewoon beroerd en ik kon het daar met niemand over hebben. Ik voelde me alleen, in de steek gelaten en minderwaardig, ik was bang voor afwijzing.”

Krachtpatser Docters durfde ook ongenegeerd zijn kwetsbare kant te tonen

De meeste aandacht in zijn memoires, besteedt Docters aan zijn periode bij het OM. Daar ontweek hij soms een strijd. Zo was het midden in de storm van de IRT-enquête niet de tijd om moord en brand te schreeuwen over de kritiek die op het OM neerdaalde. “Laten we ons nu eerst eens een paar jaar aan de nieuwe regels houden, was dus mijn boodschap in de gesprekken met hoofdofficieren van justitie. Het is nu even opzitten en pootjes geven. Als we nu niet zelf ons bed opmaken, doet de politiek dat wel. En dat overleeft het OM niet.’”

Over zijn eigen verhoor voor de commissie-Van Traa oordeelt Docters op-zijn-Docters’: “Na drieënhalf uur stapte ik met vlag en wimpel uit het strijdperk.” Drie dagen na hem werd minister Winnie Sorgdrager verhoord door de commissie. Docters: “Dat werd een drama.”

Doodvonnis getekend

De verhouding met Sorgdrager kostte de collegevoorzitter uiteindelijk de kop. Bij het OM groeide al langer het ongemak over een steeds minder onafhankelijke positie die het Ministerie van Justitie voor het OM zag. Dat ongemak vond een uitweg, nadat minister Sorgdrager in de zomer van 1996 de Tweede Kamer schreef: ‘De ministeriële bevoegdheden jegens het OM zijn in beginsel onbeperkt.’

Tijdens een OM-conferentie in Domburg schreef de OM-top daarop de minister de ‘Domburg-brief’. Daarin vroeg het OM de bewindsvrouw om haar standpunt te heroverwegen. Docters, blij met de eenheid binnen de OM-top, besloot dat een afschrift van de brief naar de Tweede Kamer zou gaan. “Dat was natuurlijk zeer ongebruikelijk en ik wist dat die stap een storm zou ontketenen. Toen ik die brief tekende, daar in Domburg, heb ik half schertsend tegen de collega’s gezegd: ‘Ik teken mijn doodvonnis.’”

Veel aandacht besteed Docters uiteraard aan zijn ontslag. De aanleiding was een bijbaan van pg Dato Steenhuis bij bureau Bakkenist, die gevoelig werd toen datzelfde bureau door het Ministerie van Justitie werd geselecteerd om de verziekte verhoudingen tussen OM, politie en bestuur in Groningen te onderzoeken. Steenhuis had eerder zijn bijbaan keurig aan Docters, departement en gerechtshof gemeld. Maar dat uitgerekend voor dit onderzoek Bakkeníst de onderzoeksopdracht had gekregen, hoorde Docters pas later. Docters: “Toen de gemoederen begonnen op te lopen in Groningen had Dato me daar nog weleens aan mogen herinneren.”

Maar als het ministerie snel drieste maatregelen wil nemen, steunt Docters zijn PG: “Ik voelde niets voor een executie van een naaste collega zonder dat de feiten op tafel lagen.” Dat feitenonderzoek komt er, door de commissie-Dolman. Een nieuwe rel ontstaat als het ministerie Steenhuis minder leestijd geeft dan hem door de commissie-Dolman was toegezegd. Daarop dreigt Steenhuis met een kort geding om die beloofde leestijd af te dwingen. Docters ontraadt Steenhuis deze stap. “Maar tegelijkertijd konden de collega’s en ik er wel begrip voor opbrengen dat hij zich niet op deze manier wilde laten slachten.”

‘Muitende’ PG’s

De zaak lijkt met een sisser af te lopen. Op het departement vinden het OM en het ministerie elkaar. Steenhuis krijgt meer leestijd en trekt zijn kort geding in. Iedereen loopt krassen op, maar de boel lijkt gered.

Het gaat alsnog fout. In de media is het beeld ontstaan van tegen hun minister muitende PG’s. En als Docters direct na het crisisoverleg met de minister in een zee van pers terechtkomt, leest hij een gekrabbeld tekstje van een papiertje: “Het gezag van de minister staat voor ons voorop, dat spreekt vanzelf”. Dat voelde niet goed, besefte Docters. “Ik had het niet moeten doen, niet daar en niet op dat moment; het was niet de goede omgeving. Maar ik dacht: ik heb het Winnie beloofd, ik moet het doen.”

Een dag later, op de wekelijkse persconferentie van premier Kok, blijkt hoe diep de wonden zijn. “Daar ging Kok totaal over de rooie”, schrijft Docters. De premier spreekt van ‘kinderachtig’ en ‘merkwaardig’ gedrag van de OM-top. ‘Het is ook maar niet zomaar een actiegroep die toevallig bij elkaar komt. Het is de crème de la crème van de top van de Nederlandse rechtsstaat en noblesse oblige’, kraakt Kok.

Docters: “Toch vreemd, als je het van een afstandje bekijkt: we waren gekomen tot een oplossing waar de minister blij mee was, maar de krachten waren kennelijk zo ver voortgeschreden dat Kok dit nummer wilde maken. Over die uitspraken van Kok heb ik nog een nachtje geslapen, maar toen dacht ik: hier is geen redden meer aan, dit wordt knokken.”

Idioot jasje

En net als je denkt: moet ik nu weer tientallen pagina’s gaan lezen over het vervolg van de carrière van Docters, lees je alweer over Docters in een nieuw ‘idioot jasje’. De Autoriteit Financiële Markten waar hij belandt, is een totaal onbekende wereld voor hem. En dus loopt hij twee weken stage bij ABN Amro, en volgt hij in een operations room met tientallen beeldschermen de ‘posities’ van handelaren. “Toen ik het spel eenmaal een beetje doorhad, heb ik nog een dag op de handelsvloer gestaan in zo’n bontgekleurd jasje, speciaal voor mijn postuur op maat gemaakt. Allemaal nep natuurlijk; mij werd voorgedaan hoe en wanneer ik wat moest doen en hoe ik het ongedaan kon maken. Maar het was leuk om de sfeer te proeven te midden van de mensen die er wel hun geld mee verdienden. Een foto van mij op de beursvloer in dat idiote jasje haalde de krant. Daarmee haalde ik me de woede op de hals van George Möller, de directeur van de AEX. Hij wist van niks. Een onbevoegde handelaar op de vloer, dat was natuurlijk onbestaanbaar!”

Een spoor van vernieuwing

www.uitgeverijprometheus.nl

ISBN 978 90 446 4471 5