Sprekende gelijkenis in een beautycase
Op mijn achtste had mijn leven bijna een foute wending genomen. Het was zomervakantie, we waren op een markt in voormalig Joegoslavië en ik had geld gekregen om speelgoed te kopen. Mijn begeerte was gewekt door een zwart, mat klapperpistool dat er net echt uit zag. Toen ik met de dinars in de hand klaar stond om af te rekenen, kwam een oudere dame met hoofddoek op mij af. Zij wees op het pistool en zei “Nicht gut!”. Toen wees ze op een glimmende revolver, zoiets voor kinderen, en zei “Gut!”. Braaf als ik toen al was, kocht ik de kinderrevolver.
Een vrouw uit Oost-Brabant maakte jaren later een andere keuze. Bij een huiszoeking werd in een van de vakken van haar roze beautycase een doos gevonden met daarin een luchtdrukpistool, volgens de doos een Colt Defender, wat de naam van een vuurwapen is. Zij werd vervolgd en veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
Op zich is het in Nederland toegestaan om een luchtdrukwapen te bezitten, zolang je er maar niet in het openbaar mee rondloopt. Dat geldt echter niet voor die luchtdrukwapens die ‘zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’. Volgens nadere regelgeving is daar sprake van als zij wat betreft hun vorm en afmetingen ‘een sprekende gelijkenis’ vertonen met vuurwapens.
In de rechtspraak is veel discussie geweest over dat begrip ‘een sprekende gelijkenis’. Gaat het erom dat een luchtdrukwapen in het algemeen op een echt vuurwapen lijkt? Dat zal al snel het geval zijn, zeker als men daarbij het perspectief kiest van iemand die met het voorwerp bedreigd wordt. Daartegenover staat een beperkte visie: er is pas sprekende gelijkenis als het luchtdrukwapen uiterlijk nauwelijks te onderscheiden is van een specifiek model vuurwapen. De Hoge Raad heeft in 2018 een middenweg gekozen. Wanneer al te snel ‘sprekende gelijkenis’ wordt aangenomen, zou de bedoeling van de wetgever om de schietsport met luchtdrukpistolen in beginsel mogelijk te maken, worden doorkruist. Volgens de Raad is er sprekende gelijkenis wanneer een wapen wat betreft vorm en afmetingen niet of nauwelijks van een echt vuurwapen te onderscheiden is.
In de zaak van de Colt in de beautycase had de voorzitter van het gerechtshof Den Bosch zelf op internet uitvoerig foto’s van het vuurwapen Colt Defender en het luchtdrukwapen van mevrouw vergeleken. De raadsman kwam met een lijst van volgens hem zes doorslaggevende verschillen die zouden maken dat er geen sprekende gelijkenis was. Een voorbeeld was dat het luchtdrukpistool niet twee kleine inhammen op de slede had, zoals het vuurwapen. Voor het Hof waren dat echter details van ondergeschikt belang. Het vond dat er een sprekende gelijkenis was en veroordeelde mevrouw.
Opvallend was dat het hof in zijn overwegingen opmerkte dat veel van die details sowieso niet te zien zijn wanneer iemand het vuurwerp in de hand heeft. Daarmee leek het hof zich bij de beoordeling gebaseerd te hebben op de indruk die het wapen gemaakt zou hebben op iemand die met het wapen geconfronteerd wordt. Was dat niet het criterium dat de Hoge Raad in 2018 had verworpen, omdat anders vrijwel alle luchtdrukwapens verboden zouden zijn?
Die vraag werd in cassatie aan de orde gesteld. De Hoge Raad vond dat het gerechtshof de juiste maatstaf had toegepast door te oordelen dat het pistool van de vrouw “‘in totaliteit’ sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen zoals een Colt, model Defender, kaliber .45.” De overweging van het gerechtshof over het effect van het hanteren van het wapen was slechts een overweging ten overvloede geweest. De veroordeling (tot een geldboete) bleef dus staan.
Overigens blijkt uit de verklaringen van de vrouw zelf dat zij nooit de bedoeling had gehad met het wapen de nobele luchtdrukpistoolschietsport te bedrijven. Zij had het wapen gekocht op een zwarte markt in België, omdat haar ex had gezegd haar en haar vriend te zullen vermoorden. Kennelijk ging het haar juist om de sprekende gelijkenis met een vuurwapen.