Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer

Een jaar geleden ging in Rotterdam het project Wijkrechtspraak op Zuid van start waarbij de rechter zitting houdt in een voormalig klaslokaal middenin een achterstandswijk. Het unieke experiment richt zich specifiek op de meest kwetsbare mensen die de weg naar de rechtbank doorgaans moeilijk weten te vinden. Kernwoorden: laagdrempelig en oplossingsgericht. Opportuun nam een kijkje.

“De rechter zit straks achter die deur rechts, bij die prullenbak,” zegt een medewerkster van het Huis van de Wijk terwijl ze een lange gang in wijst. Voorheen was in het pand aan de Hillevliet een technische school gevestigd, nu doet het dienst als wijkcentrum, een ontmoetingsplaats waar men op allerlei manieren probeert het leven in de wijk te veraangenamen en te verbeteren. En dat is nodig, want de wijk Hillesluis in Rotterdam behoort al jaren tot de meest ‘kwetsbare’ van het land. Op het glas van een verweerde deur zit met wat stukjes tape een A4-tje geplakt met daarop de huisregels van de zittingszaal. Die wijken bij het project Wijkrechtspraak op Zuid niet af van die van de reguliere rechtbank.

Dat kan niet worden gezegd van de zittingszaal zelf, die het midden houdt tussen een rechtszaal, een klaslokaal en een huiskamer. Bij binnenkomst staat links een open IKEA-kast (Kallax?) vol met allerhande wetboeken. Rechts, in een aanpalende ruimte, staat een veiligheidspoortje opgesteld. Op een plek waar vermoedelijk ooit het schoolbord hing prijkt nu een uit de kluiten gewassen portret van koning Willem-Alexander, opgeduikeld uit het gemeentelijk depot. De stoelen lijken rechtstreeks afkomstig uit de inboedel van de vroegere school. De drie Perzische  tapijtjes op de vloer zijn door Loes van der Wees, een van de initiatiefnemers van het project (zie kader), hoogstpersoonlijk bij een lokale kringloopwinkel op de kop getikt. De twee kamerplanten stonden voorheen in de huiskamer van een vriendin van haar.

Op het glas van een verweerde deur is met plakband een A4-tje geplakt met daarop de huisregels van de zittingszaal

Terwijl de officier, de rechter en de griffier zich installeren, treffen twee gerechtsbodes de laatste voorbereidingen voor de middagzitting die op het punt van beginnen staat. Omwille van de laagdrempeligheid is hen verzocht de pantalon en het jasje van hun stemmig grijze uniform thuis te laten. In plaats daarvan dragen zij een spijkerbroek, een overhemd met korte mouwen en een paar casual schoenen. Uit een archiefkast worden op verzoek van de rechter nog snel een muis en een verlengsnoer tevoorschijn getoverd. Officier Annemieke Poelman (zie kader) is ondertussen druk met haar eigen sores. Uit alle macht probeert ze de manshoge kamerplant die haar opdringerig in de nek kriebelt een halve meter naar achter te schuiven.

Wijkrechtspraak op Zuid is een van tientallen initiatieven die vallen onder de noemer Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak, een landelijk programma waarmee de Rechtspraak op vaak innovatieve wijze inzet op een meer oplossingsgerichte vorm van rechtspraak. Het project heeft de ambitie de kloof te dichten tussen de meest kwetsbare verdachten en de rechtbank, die door hen vaak als een uiterst afstandelijke en intimiderende instantie wordt ervaren. Het gevolg is dat veel van hen in de praktijk geen gehoor geven aan hun dagvaarding en dus bij verstek worden veroordeeld, zonder dat de rechter hen in de ogen heeft kunnen kijken. Door de rechter op een voor hen vertrouwde plek zitting te laten houden – letterlijk om de hoek – en door een minder formele, bijna huiselijke sfeer te creëren, hoopt men in contact te komen met deze mensen. En met succes zo lijkt het. Sinds de eerste zitting in juli 2020 is de opkomst bijna honderd procent.

Multiproblematiek

Om in aanmerking te komen voor het project moet een zaak grofweg aan drie criteria voldoen. Ten eerste moet de zaak (en de bewijslast) relatief simpel zijn. Denk daarbij aan de meest eenvoudige politierechterzaken. Daarnaast moeten verdachten staan ingeschreven op een adres met de postcode 3073 of 3074 (de wijken Bloemhof of Hillesluis, beide gelegen in het stadsdeel Feijenoord), én moet er bij hen sprake zijn van multiproblematiek; een opeenstapeling van verschillende, hardnekkige problemen waar zij geen uitweg uit lijken te vinden. Mensen die niet alleen bij politie en justitie, maar ook bij andere instanties zoals bijvoorbeeld de reclassering, het wijkteam van de gemeente of de stichting Veilig Thuis, al langere tijd bekend zijn.

In het reguliere strafproces bestaat bij hen een vergroot risico dat de rechter met een vonnis onbedoeld trajecten doorkruist die door andere partijen met veel pijn en moeite zijn opgestart. Positieve ontwikkelingen kunnen zo in een klap teniet worden gedaan. Denk bijvoorbeeld aan een recidivist die voor een relatief klein vergrijp vier weken de cel in moet waardoor hij bij zijn kersverse werkgever net dat vaste contract misloopt en hoogstwaarschijnlijk zijn woning zal verliezen.

Om dat soort scenario’s te voorkomen wordt bij Wijkrechtspraak op Zuid elke afzonderlijke zaak voordat hij op zitting komt uitvoerig besproken in een zogenoemd multidisciplinair overleg (MDO), waarbij zoveel mogelijk betrokken partijen hun visie op de verdachte en op zijn of haar situatie uitvoerig met elkaar bespreken en gezamenlijk een plan van aanpak smeden. Eén van de zaken die vanmiddag op zitting staat is die van Delano*, een 35-jarige Rotterdammer die door de politie werd aangehouden wegens de vermeende betrokkenheid bij een vechtpartij. Kort na zijn aanhouding schold hij de agenten de huid vol en dreigde hij hen zelfs te vermoorden. Zo’n twee weken voordat hij bij de rechter wordt verwacht, vindt online het MDO plaats waarin zijn casus wordt besproken. De regie is in handen van een procesregisseur van het Zorg- en Veiligheidshuis. Verder zijn bij het MDO aanwezig: een assistent-officier van justitie, een wijkcoach van de gemeente Rotterdam, een wijkagent, een woonbegeleider van GGZ Rijnmond, een reclasseringswerker en iemand die namens het Veiligheidshuis het contact met de rechtbank onderhoudt. De advocaat van de verdachte, die normaliter ook aan het MDO deelneemt, is zonder opgaaf van reden afwezig. 

Mede-initiatiefnemer Loes van der Wees voor het Huis van de Wijk in Rotterdam Zuid

Het MDO

Hans (procesregisseur): “Vanessa, waar wordt meneer van verdacht?”

Vanessa (assistent-officier van justitie): “Hij wordt verdacht van belediging en bedreiging van een aantal politieagenten. Hij zou gezegd hebben: ‘ik ga je kapot maken, ik ga je vermoorden, ik heb een negen millimeter, zodra ik jou op straat zie dan ben je de mijne, en woorden als kankerlijers, kankerflikkers en dergelijke.”

Hans: “En waarom vond meneer dat hij dat moest zeggen? Wat was de aanleiding?”

Vanessa: “Cameratoezicht ziet een vechtpartij bij een metrostation waarbij verdachte betrokken is. Even later wordt hij staande gehouden en gevraagd zijn ID te tonen, maar daar werkt hij niet aan mee. Wanneer hij vervolgens wordt aangehouden begint hij te schelden en te tieren. Ook in de politiebus tijdens het transport gaat hij daar mee door. Ondertussen schopt hij voortdurend hard tegen het scherm tussen hem en de bestuurder. Ook op het politiebureau gaat hij nog even zo door.”

Hans: “Jasper, wat weet jij zoal van deze meneer?”

Jasper (wijkagent): “Zelf ken ik meneer niet, maar uit ons systeem blijkt dat hij al een tijdje behoorlijk actief is. Ik zie hier een bedreiging, een winkeldiefstal, diefstal in vereniging, verboden wapenbezit, een overtreding APV, rijden onder invloed en wat oudere feiten met soft drugs. En meneer houdt zich regelmatig bezig met openbare dronkenschap... Een aardige staat van dienst, zeg maar.”

(...)

Hans: “Is meneer een bekende van jullie, Rick?”

Rick (wijkcoach): “Wij kennen hem niet, maar het gemeentelijke systeem wel. Hij heeft zich een tijd geleden al gemeld bij het stedelijke loket van de gemeente. Daar heeft hij een vrij uitgebreid WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning, red.)-arrangement voor beschermd wonen gekregen bij GGZ Rijnmond.”

Hans: “Mounir, hoe is het met meneer?”

Mounir (woonbegeleider GGZ Rijnmond): “Meneer woont nu twee jaar bij ons in de 24-uurs zorg. Hij staat inderdaad bekend als iemand die regelmatig voor overlast zorgt. We hebben hem intern al twee keer moeten verhuizen. Hij heeft meerdere malen medebewoners en begeleiders bedreigd, waaronder een keer met een mes. Vooral als hij drinkt, wordt hij agressief. Meestal alleen verbaal.”

Hans: “Dat drankgebruik van hem, is dat een permanente staat van dronkenschap of valt dat mee?”

Mounir: “Hij is zo goed als dagelijks dronken. Zeker wanneer hij geld geeft. Meneer heeft een zware alcoholverslaving.”

Hans: “En was hij ten tijde van het feit ook onder invloed?”

Vanessa: “Hij heeft niet geblazen, maar hij verklaarde wel drie halve liters bier te hebben gedronken die dag. En te hebben geblowd.”

‘De zitting is pas om half vijf. Hij heeft dus de hele dag om dronken te worden’

Hans: “Mounir, ik lees dat hij niet alleen een uitkering heeft, maar ook werkt en onder bewind staat. Hoe zit dat?”

Mounir: “Hij heeft een uitkering en hij staat onder bewind. Signalen dat hij werkt hebben wij niet. Niets structureels in elk geval.”

Hans: “Het lijkt er op dat deze man vooral agressief wordt op basis van alcoholgebruik. Of zit ik er dan naast?”

Mounir: “Klopt, als hij geen alcohol gebruikt kun je in principe goed met hem praten.”

(...)

Hans: “Is er in het verleden forensisch iets geprobeerd in het kader van bijzondere voorwaarden?”

Carola (Reclassering Nederland): “Er is eerder een reclasseringstoezicht geweest. Dat was in 2012 en dat heeft hij ook voltooid. Hij heeft toen deelgenomen aan een behandeling die bestond uit individuele gesprekken en een therapieprogramma gericht op agressieregulatie. Later is er ook een verstandelijke beperking vastgesteld bij meneer.”

Hans: “Is meneer nog abstinent te krijgen?”

Carola: “Hij lijkt helaas niet gemotiveerd om iets aan zijn middelengebruik te doen, is onze indruk. Terwijl daar de kern van het probleem zit. De enige manier om nog iets met hem te bereiken lijkt mij het adviseren van een meld- en behandelplicht.”

(...)

Hans: “En met het oog op een mogelijke DUT (dadelijke uitvoerbaarheid, red), is dit een jongen die in hoger beroep gaat?”

Vanessa: “Nee, hij is nooit eerder tegen uitspraken in hoger beroep gegaan. Ik zou zeker een DUT adviseren, dan kunnen we gelijk met hem aan de bak.”

Carola: “Is het nog van belang dat er bijzondere voorwaarden over het begeleid wonen in het reclasseringsadvies worden opgenomen?”

Hans: “Gaat hij daar geen rottigheid mee krijgen? Dat begeleid wonen is nu prima geregeld via de WMO. Hij woont er al twee jaar. Als je dat nu gaat opnemen in de bijzondere voorwaarden, en de rechter gaat daar in mee, dan gaat meneer ineens op forensische titel wonen. Dan ga je volgens mij de financieringsgrondslag wijzigen, met het risico dat meneer straks tussen de wal en het schip valt. Ik weet niet of dat handig is...”

Vanessa: “Mee eens. Niet doen. Dat gaat elkaar doorkruisen.”

Hans: “En UC’s (urine controles, red.), is dat goed om in het advies mee te nemen, of gaat dat op dit moment nog een stap te ver?”

Carola: “Dat lijkt me zeker zinvol.”

(...)

Niels (Veiligheidshuis): “Wat de rechtbank graag wil weten is of deze meneer een gevaar kan vormen tijdens de zitting. Moeten we daar met het oog op de beveiliging extra rekening mee houden?”

Mounir: “Ik vermoed van niet. Tenzij hij daar heel erg dronken aankomt.”

Hans: “Die kans is wel aanwezig, lijkt mij. De zitting is maandag om half vijf. Dan heeft hij de hele dag de tijd om dronken te worden. Wellicht kunnen jullie hem die dag extra goed in de gaten houden?”

Mounir: “We gaan ons best doen.”

Loes van der Wees

‘Dit is een heel effectieve en efficiënte vorm van rechtspraak’

Loes van der Wees, teamleider Beleid en Strategie bij AP Rotterdam, is een van de initiatiefnemers van het project Wijkrechtspraak op Zuid. Zelfs de Perzische tapijtjes en de kamerplanten in de zittingszaal zijn aan haar te danken.

Waarom moest dit project er komen?

“In 2017 raakte ik als officier van justitie betrokken bij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, een omvangrijk samenwerkingsverband dat als doel heeft de kwaliteit van leven in de kwetsbare wijken op Rotterdam Zuid te verbeteren. In die hoedanigheid dacht ik na over hoe wij daar als justitie aan konden bijdragen. Dat was mijn missie. Een van die mogelijkheden was volgens mij het verkleinen van de afstand tussen de burger en de rechtspraak. Niet alleen de fysieke afstand, maar ook de gevoelsmatige en de intellectuele afstand. Hoe zorg je ervoor dat rechters, officieren en andere betrokkenen een taal spreken die voor iedereen begrijpelijk is. Ook voor mensen met een beperkt verstandelijk vermogen, want daarvan zijn er een hoop in dit soort wijken.”

Wie bepaalt welke verdachten er in aanmerking komen voor het project en welke niet?

“Het project focust op de wijken Hillesluis en Bloemhof waar relatief veel kwetsbare mensen wonen. Mensen voor wie het moderne leven veel te complex is geworden, waardoor de problemen zich opstapelen. Die zogenoemde multiproblematiek kan er toe leiden dat zo iemand keer op keer strafbare feiten pleegt en er een patroon ontstaat waar een zeker signaal van uit gaat. Dat zijn de mensen voor wie dit project is bedoeld. Hun zaken kunnen worden aangedragen door politie en justitie, maar ook door het wijkteam van de gemeente dat bijvoorbeeld zorgwekkende signalen oppikt, waarbij het overigens niet altijd om strafbare feiten hoeft te gaan, en door de rechtbank zelf. Eens per week checken zij hun systemen op de postcodes 3073 en 3074 om te zien of er mensen zijn die daar meer dan eens in voorkomen. Die pikken ze eruit.”

Hoe zijn de reacties tot dusver?

“Het project loopt nog tot het einde van dit jaar, daarna wordt pas de balans opgemaakt, maar afgelopen februari vond al wel een eerste evaluatie plaats. Daaruit herinner ik mij nog de zin: ‘het project heeft de toch al hooggespannen verwachtingen overtroffen.’ Die vaststelling was gebaseerd op interviews met rechters, officieren, advocaten, reclasseringswerkers, wijkagenten en andere betrokken partijen. Zij zien echt dat het strafrecht op deze manier helpt om mensen weer perspectief te bieden. Ook veel verdachten ervaren dat zo, bleek uit die eerste evaluatie.”

Er zijn ook kritische geluiden. Een daarvan is dat de rechtspraak, door zelf de wijk in te trekken, zou toegeven aan onwelwillendheid.

“Het is geen onwil. Het feit dat veel van deze mensen bij een reguliere zaak in een rechtbank niet komen opdagen, heeft met onwelwillendheid vaak niets te maken. Dan heb je echt een verkeerd beeld van hen. Ze hebben een verstandelijke beperking, ze spreken de taal niet of nauwelijks, kampen met allerlei psychische problemen, ze hebben nauwelijks een sociaal netwerk... Ze vinden de weg gewoon niet. Of ze durven niet. Dan kun je hen wel een brief sturen die naar onze maatstaven volstrekt helder is, maar in de praktijk werkt het zo niet. Mijn ervaring met dit project is dat het verkleinen van de afstand en het verlagen van de drempel voor deze mensen echt een wezenlijk verschil maakt. Ik herinner me een verdachte met wie alle hulpverleners het contact al een tijdje volledig kwijt waren. Zelfs de wijkagent kon hem niet vinden. Op zitting ging iedereen ervan uit dat hij niet zou komen, totdat hij tot ieders verbazing toch ineens binnenstapte. Van dat soort verhalen word ik persoonlijk heel gelukkig.”

Een ander punt van kritiek is dat de rechtspraak al meer dan genoeg onder druk staat. Doorlooptijden zijn gigantisch. Moet de rechter nu ook nog problemen gaan oplossen?

“Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Dit is echte rechtspraak. Elke zaak binnen dit project wordt door de rechter op juridische gronden beoordeeld. Maar hij doet dat wel zo empathisch en zo begrijpelijk mogelijk. Hij neemt uiteraard ook niet deel aan het multidisciplinair overleg, zoals de andere partijen wel doen. Dat is dus geen extra belasting. Het enige verschil is dat de rechter, doordat er vooraf een uitgebreid MDO heeft plaatsgevonden, een veel completer en actueler beeld heeft van de persoon die tegenover hem zit dan hij bij een reguliere zitting zou hebben. Dat lijkt mij alleen maar winst. Rechters ervaren dat ook zo, hoor ik van hen. En bovendien: zonder dit project zouden rechters dezelfde verdachte waarschijnlijk veel vaker tegenover zich krijgen. Dat zou rechters alleen maar meer belasten. In die zin is dit juist een heel effectieve en efficiënte vorm van rechtspraak. Geen enkele van de betrokken partijen kan in zijn eentje het effect bereiken dat we met z’n allen bereiken door samen te werken.”

Op de achtergrond speelt een licht verstandelijke beperking, een imposant strafblad, drie jonge kinderen en een zeer problematische verstandhouding tussen hun beide ouders

De zitting

Het is half drie. In het Huis van de Wijk gaat de zitting van start. Er staan drie zaken op de rol. Voor elk ervan is een uur gereserveerd, aanzienlijk meer dan voor de gemiddelde PR-zaak. De eerste zaak is die van een 37-jarige man die zijn vader en moeder zou hebben mishandeld. Op de achtergrond speelt een alcohol- en drugsverslaving, een ernstig verstoorde vader-zoonrelatie, en het onvermogen van de man om zijn emoties te reguleren. Klein lichtpuntje: sinds een maand is hij weer aan het werk als industrieel schilder.

Naast de verdachte zijn ook zijn advocaat, een tolk, iemand van de reclassering en de zus van de verdachte op zitting verschenen. Vooral de aanwezigheid van die laatste, die in tegenstelling tot haar broer prima Nederlands spreekt, werkt verhelderend. Ze kent het gezin door en door en heeft, anders dan haar broer, een heldere verklaring voor de continue spanning die er thuis tussen vader en zoon heerst.

Na het uitgebreid aanhoren en bevragen van alle partijen veroordeelt de rechter de man tot een taakstraf van 150 uur, waarvan de helft voorwaardelijk. De bijzondere voorwaarden uit het advies van de reclassering, het resultaat van het eerdere MDO, worden één op één overgenomen. De man krijgt een meldplicht bij de reclassering en zal daar moeten meewerken aan de behandelingen die men nodig acht. Omdat de woonsituatie van de man – hij woont nog bij zijn ouders – een belangrijk deel van het probleem vormt, is hij bovendien verplicht om mee te werken met de organisatie van nieuwe huisvesting. Ook spreekt de rechter de dadelijke uitvoerbaarheid uit, zodat de betrokken partijen meteen met de man aan de slag kunnen.

Ook de tweede zaak draait om huiselijk geweld, naar aanleiding waarvan een 31-jarige man een contact- en locatieverbod kreeg opgelegd dat hij na een half uur al overtrad, zij het alleen om zijn sleutels van de trap te pakken. De zaak van het huiselijk geweld is inmiddels geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Op de achtergrond speelt een licht verstandelijke beperking, een imposant strafblad met ernstige, maar grotendeels oude feiten, drie jonge kinderen en een zeer problematische verstandhouding tussen hun beide ouders. Ook zijn er twee ten uitvoerleggingen aan de orde als gevolg van eerdere veroordelingen, beide wegens huiselijk geweld: een celstraf van drie weken en een taakstraf van 50 uur. Mocht de rechter die vandaag toewijzen dan zal dat flinke consequenties hebben voor de man, die naast een fulltime baan ook de helft van de week zorgdraagt voor zijn kinderen.

Maar zover komt het niet. Mede door het verhaal van de vrouw die het gezin namens de stichting Veilig Thuis al jaren begeleidt, komt de zaak al snel in een heel ander daglicht te staan dan de tenlastelegging doet vermoeden. De man en de vrouw wonen inmiddels niet meer samen en er is een goede omgangsregeling met de kinderen. De verdachte lijkt zijn leven bovendien sterk te hebben gebeterd. Zijn foute vrienden heeft hij afgezworen, zijn werkgever is positief over hem en hij lijkt er alles aan te doen om een goede vader te zijn voor zijn kinderen. Over wie men zich bij Veilig Thuis veel meer zorgen maakt is de moeder, een vrouw zonder dagbesteding maar met een minstens zo indrukwekkend strafblad als haar ex-partner. Ze lijkt geen mogelijkheid onbenut te laten om de vader van haar kinderen het leven zuur te maken.

Mede omdat de zaak die de aanleiding voor het huisverbod vormde al snel werd geseponeerd, maar zeker ook vanwege het positieve traject dat de verdachte enige tijd geleden is ingeslagen, houdt de rechter het bij een 9a: een schuldigverklaring zonder straf. De beide tenuitvoerleggingen wijst ze af. Die zouden het leven van de verdachte, maar vooral ook dat van zijn kinderen, onnodig ontwrichten.

En dan is het bijna half vijf.

“Ik heb nog geen verdachte,” verontschuldigt de bode zich wanneer de rechter informeert of de laatste zaak van de middag al compleet is.

Officier Annemieke Poelman bereidt zich voor op de zitting

Buiten schijnt de zon al de hele dag overdadig, wat de kans op Delano’s komst aanzienlijk lijkt te verkleinen, maar net als iedereen zich bij zijn afwezigheid heeft neergelegd stapt een kleine man in een vormeloos grijs joggingpak de zaal binnen. Hij is exact op tijd.

“Goedemiddag,” groet hij de aanwezigen schuchter.

Gaandeweg de zitting, zittend naast zijn woonbegeleider, wekt Delano de indruk van een rustige, bijna timide man. Praten doet hij op fluistervolume en bij voorkeur zo min mogelijk. Het is moeilijk voor te stellen dat dit de man is die een paar maanden geleden zo ontplofte dat hij een drietal agenten ruim een half uur lang de huid vol schold en dreigde hen te vermoorden. Toch is het zo, bekent Delano grotendeels.

“Hoeveel had u precies gedronken?" vraagt de rechter.

Delano haalt zijn schouders op. “Ik ben gewoon een gezelligheidsdrinker,” zegt hij.

“Een gezelligheidsdrinker? Maar dit was niet zo gezellig, vond u wel?”

Delano schudt zijn hoofd.

“Vindt u dat u minder zou moeten drinken?” probeert de rechter.

“Waarschijnlijk wel,” fluistert hij beschroomd.

“En denkt u dat u dat zelf kunt, of zou u daar wel hulp bij willen hebben?”

“Hulp,” zegt Delano.

Carola die namens de reclassering bij het MDO aanwezig was en nu ook de zitting bijwoont, is blij verrast door dat ene woord. Het is de eerste keer dat Delano, die ze al jaren kent, zich bereid toont om hulp te accepteren. Ook officier Poelman ziet vandaag een heel andere man voor zich zitten dan de grofgebekte, asociale zuiplap die ze in het dossier aantrof. Desondanks neemt ze hem zijn gedrag onverminderd kwalijk, temeer omdat hij in 2017 en in 2019 ook al veroordeeld werd voor het beledigen en bedreigen van een aantal politieagenten. Door die veroordelingen geldt nu een taakstrafverbod. Hoewel Poelman de meerwaarde ervan niet inziet, zal ze dit keer dus een onvoorwaardelijke celstraf van minimaal één dag moeten eisen (Delano is na zijn aanhouding niet officieel in verzekering gesteld en heeft dus niet in voorarrest gezeten). Daarnaast eist ze een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week, met als bijzondere voorwaarden een meld- en behandelplicht bij de reclassering. Ook moet hij verplicht meewerken aan middelencontroles.

“Wat vindt u daarvan, wat de officier eist?” vraagt de rechter.

“Goed,” zegt Delano.

“Of denkt u: het zal allemaal wel, ik ga straks lekker een biertje drinken?”

Met een voorzichtige glimlach op zijn gezicht schudt Delano zijn hoofd. De rechter veroordeelt hem conform de eis en spreekt ook de dadelijke uitvoerbaarheid uit.

“U gaat met uzelf aan de slag, afgesproken?” zegt de rechter terwijl ze hem nog een laatste keer recht in de ogen kijkt.

“Afgesproken.”

Annemieke Poelman

'Ik ga hier niet iets heel anders eisen dan in de rechtbank’

Annemieke Poelman is een van de interventie-officieren van het AP Rotterdam die bij het project Wijkrechtspraak op Zuid betrokken is. Inmiddels heeft ze vier zittingen gedaan.

Wat is je indruk tot zover?

“De afwisseling is leuk. Het gaat er een stuk informeler aan toe dan bij een standaardzitting. Daar schikt iedereen zich vooral in zijn of haar rol, hier ben je veel meer in gesprek met elkaar. Dat voelt echt anders. En ook inhoudelijk is het anders. De nadruk ligt veel meer op de persoon van de verdachte, en op de achterliggende problematiek, dan op zijn daden. De vraag ‘hoe straffen we dit af?’ is eigenlijk van ondergeschikt belang. Waar je tijdens zo’n zitting veel langer bij stilstaat is de vraag: waar komt dit gedrag vandaan, en welke problemen moeten er worden getackeld om te voorkomen dat we hier volgende week weer zitten?”

Hoe belangrijk is het multidisciplinair overleg?

“Daar wordt echt het verschil gemaakt. In het MDO probeer je met alle betrokken partijen een zo compleet en actueel mogelijk beeld te krijgen van een verdachte en van de problemen die er spelen. Dat is het grote voordeel van deze aanpak. Bij het normale strafproces komen al die verschillende verhalen, visies en ervaringen op zitting pas samen. Nu gebeurt dat in een eerder stadium, wat ons de kans biedt om samen tot een plan van aanpak te komen. Dat vertaalt zich voornamelijk in het reclasseringsadvies. En dan maar hopen dat de rechter daar in mee gaat.”

Wel bijzonder dat aan zo’n MDO zowel de officier als de advocaat van de verdachte deelneemt.

“Dat is bijzonder en soms ook best lastig. Met name wanneer mij tijdens het overleg wordt gevraagd welke eis ik in gedachten heb. Dat ga ik natuurlijk niet prijsgeven, maar dat kan nog wel eens ongemakkelijk zijn. Tegelijkertijd vind ik het juist heel goed dat de advocaat er ook bij zit. Een advocaat heeft een heel ander contact met de verdachte dan andere professionals.”

Heeft het overleg ook invloed op je eis?

“Wel op de bijzondere voorwaarden, maar niet op de strafmaat. Dat zou gek zijn. Natuurlijk moet je altijd kijken naar de casus, en naar degene om wie het gaat, maar strafbare feiten zijn strafbare feiten. Ik ga hier niet iets heel anders eisen dan ik in de rechtbank zou doen. Puur uit eigen ervaring heb ik wel het idee dat de rechters hier iets softer zijn en de straffen dus milder.”

 * De naam van de verdachte is om privacyredenen gefingeerd.