Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
Tessa van Roomen en Sander de Haas over transacties bij corruptie in het buitenland
Ze waren betrokken bij het FIOD-onderzoek naar corruptie bij dochterbedrijven van SHV, zaten met het bedrijf aan tafel en kwamen tot een schikking. Hoe gaat dat? Zaaksofficier Tessa van Roomen en plaatsvervangend hoofdofficier Sander de Haas van het FP aan het woord.
Transactie van 41 miljoen
In april 2021 accepteerden vijf dochterbedrijven van SHV Holdings N.V. door het OM aangeboden transacties voor in totaal ruim 41 miljoen euro: 12 miljoen boete en ruim 29 miljoen ontnomen wederrechtelijk verkregen vermogen. Het OM verweet de bedrijven ambtelijke en nietambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en overtreding van internationale handelssancties.
Het was SHV zelf dat in 2016 onregelmatigheden meldde bij het OM. Door de FIOD-uitgevoerd strafrechtelijk onderzoek, waaraan alle vijf dochterbedrijven meewerkten, toonde inderdaad overtredingen aan.
Bij het vaststellen van de boetes woog het OM de ernst van de feiten, de omvang van de betalingen, de periode waarin de feiten zijn gepleegd en de betrokkenheid van leidinggevenden. De betrokken ondernemingen hebben de feiten erkend en zeggen deze te betreuren. Zij zijn niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Zowel SHV als haar dochterbedrijven hebben herstel- en compliancemaatregelen ter voorkoming van het (opnieuw) plegen van strafbare feiten genomen. Geen van de direct betrokken medewerkers is nog werkzaam bij de bedrijven.
In de boete heeft het OM een korting van 25 procent verdisconteerd vanwege de zelfmelding van de feiten. Nog eens 25 procent korting volgde omdat alle bedrijven volledig meewerkten aan het onderzoek. Het berekende wederrechtelijk verkregen vermogen is geheel (zonder korting) ontnomen.
Uit het strafrechtelijk onderzoek komt naar voren dat binnen de bedrijven verschillende natuurlijke personen vermoedelijk betrokken zijn geweest bij de gepleegde strafbare feiten. Het OM wil hen hiervoor vervolgen. Ook is een accountantskantoor als verdachte aangemerkt. Het onderzoek naar dit kantoor is nog niet afgerond.
Klassenjustitie? Onderhandelen in achterkamertjes?
Op het IJdok waar de Amsterdamse vestiging van het Functioneel Parket zijn thuishaven heeft, reageren Tessa van Roomen en Sander de Haas op die Opportuun- suggestie wat in hun wiek geschoten. Van Roomen deed als corruptie-officier onderzoek naar het handelen door dochterbedrijven van SHV (zie kader ‘Transactie van 41 miljoen’). De Haas, plaatsvervangend hoofdofficier FP, schoof naast haar aan bij de transactiebesprekingen die het OM voerde met de onderzochte bedrijven. Drie van de vijf dochterbedrijven kregen 25 procent korting op het schikkingsbedrag omdat ze zelf de corruptie bij het OM meldden, en alle vijf de bedrijven kregen nog 25 procent omdat ze meewerkten aan het onderzoek van het OM en de FIOD en herstelmaatregelen troffen om nieuwe corruptie te voorkomen.
“Hoezo, onderhandelen en klassenjustitie?”, zeggen de twee bijna in koor.
Omdat de in totaal 50 procent korting klinkt als logische uitkomst van onderhandeling. Fiftyfifty. Het OM zet in op alles, het betrokken bedrijf op niks: achterkamertje, handjeklap, deal?
Zaaksofficier Tessa van Roomen: “Nee. We onderhandelen niet, we wegen strafverlichtende omstandigheden. Net zoals we dat ook doen bij strafbeschikkingen of op politierechterzittingen. Daar weeg je bij elke winkeldief ook de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van de verdachte mee, voordat je tot een strafbeschikking of strafeis komt. Alleen hebben we in deze transactie met dochters van SHV nu voor het eerst in het feitenrelaas heel expliciet gemaakt hoe we dat hebben gewogen. Wat het FP betreft doen we dat vaker en maakt het OM een aanwijzing waarin het omschrijft wanneer bedrijven die verdacht worden van internationale corruptie een korting kunnen krijgen voor zelfmelding en medewerking, en ook hoe op hoofdlijnen de basisboetebedragen worden berekend en welke kortingspercentages kunnen worden toegepast.
Een verdacht bedrijf hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling, aan het verstrekken van belastend bewijs. Als een bedrijf dat wel doet, vinden wij dat dat wel mag lonen. Zeker in gevallen waarin dat belastende bewijs voor de opsporing niet of nauwelijks te achterhalen is, bijvoorbeeld omdat het in jurisdicties ligt waarmee wij voor de betreffende feiten geen rechtshulpverhouding hebben. Dat het OM daar duidelijkheid over geeft, past bij ‘fair trial’ en rechtszekerheid. Een OM dat voorspelbaar is kan bijdragen aan het melden van mogelijke strafbare feiten door bedrijven bij justitie en daardoor aan de bestrijding van corruptie. Maar dat is geen onderhandelen. Wij stellen een boete voor en die accepteert het verdachte bedrijf, of niet. In dat laatste geval gaan we alsnog naar zitting.”
Plaatsvervangend hoofdofficier Sander de Haas: “In zaken met internationale corruptie door bedrijven was er kritiek van onder meer de OESO en de advocatuur dat het OM niet transparant is in hoe het omgaat met bedrijven die zichzelf willen melden. Dit soort delicten sporen wij ook zelf op, maar niet zelden ligt die wetenschap van mogelijk corrupt handelen door werknemers al eerder bij de bedrijven zelf. Als de bedrijfstop erachter komt, komen ze voor het dilemma te staan: intern afwikkelen of melden aan justitie? Dan wil het OM transparant zijn in wat we in verschillende situaties eisen of aan boetes opleggen. Overigens, tegen die winkeldief eisen wij zelden het wettelijke strafmaximum van vier jaar. Dus ‘klassenjustitie’ nu wij expliciet korting hebben gegeven op het wettelijk maximum boetebedrag in dit onderzoek? Dit is een afrekening met een bedrijf dat heeft meegewerkt en dat ook enkel met een geldboete door de rechter zou kunnen worden bestraft. Ze hebben ons feitenmateriaal beschikbaar gesteld en mede daardoor zijn we in staat om te identificeren welke ‘natuurlijke personen’ hier mogelijk strafrechtelijk voor verantwoordelijk zijn. De mensen die het feitelijk hebben gedaan, worden ook vervolgd, die kopen helemaal niks af.”
Melden en meewerken, mét het risico op persoonlijke vervolging: dat is een hele afweging voor zo’n bedrijf?
Tessa van Roomen: “Uiteindelijk zal elk bedrijf met zijn advocaat verschillende afwegingen maken: Ga ik naar justitie? Wat is de pakkans? De hoogte van de boete? Werken de mensen die mogelijk de strafbare feiten pleegden nog bij het bedrijf? Vaak nemen bedrijven als ze erachter komen, vóórdat ze bij justitie komen, eerst maatregelen om schoon schip te maken. Ze kunnen al allerlei arbeidsrechtelijke sancties hebben getroffen. Als wij duidelijk zijn, kunnen ze die afweging beter maken en leidt dat tot meer preventie en detectie van corruptie, zo verwachten wij.”
Wat zouden jullie doen als je als directeur van een bedrijf hoort over mogelijke corruptie?
Sander de Haas: “Ik weet niet of ik een goede graadmeter ben, maar ik zou snel en serieus actie ondernemen. Mogelijk zou ik dan eerst de feiten op een rij willen hebben en intern onderzoek laten verrichten door een forensisch accountantsbureau bijvoorbeeld. Voordat ik naar justitie zou stappen, zou ik wel een inschatting willen kunnen maken van de aard en omvang. Als intern onderzoek leert dat waarschijnlijk strafbare feiten zijn gepleegd, dan wordt het met de dag moeilijker om dat niet te melden zónder dat het consequenties voor me gaat hebben. Als ik op het niveau van de raad van bestuur weet van corruptieactiviteiten en ik laat het bestáán terwijl ik er wat aan kan doen, dan kom je snel op het terrein dat je feitelijk leidinggeeft aan corruptie.”
Moet je dan tegen zo’n accountant ook nog zeggen: we willen het écht weten als het fout zit?
Tessa: “We mogen in beginsel uitgaan van de professionaliteit van de accountantscontrole, dus dat ze echt dat feitenonderzoek doen naar bepaalde gedragingen, in een bepaalde periode, in bepaalde landen.”
Maar accountantskantoren hebben naast toezichtstaken ook adviestaken. Denken zij niet: Als wij tegen mooie uurtarieven willen blijven adviseren, moeten we qua toezicht niet te moeilijk gaan doen?
Sander: “Als je echt serieus corruptie wilt onderzoeken, dan moet je geen restricties leggen op het interne onderzoek van een accountant of advocaat. Alleen dan mag je er als bedrijf op vertrouwen dat als je er later mee naar het OM gaat, wij daar rekening mee kunnen houden.”
Checkt het OM dat interne onderzoek?
Tessa: “Waar het OM het algemeen belang dient, dient de advocatuur het partijbelang – dat is een kernwaarde van de advocatuur. Dus als bij een zelfmelding bevindingen met het OM worden gedeeld, gaat het OM er niet klakkeloos van uit dat de bevindingen van de ‘huisadvocaat’ volledig en juist zijn. Het liefst krijgen we feitenmateriaal. Dus geen samenvatting, maar de authentieke onderliggende stukken. En dan gaat het naar de FIOD die een eigen onderzoek doet. Op basis van hun eigen bevindingen via verhoren, rechtshulpverzoeken, BOB-middelen, et cetera, toetst de FIOD het interne onderzoek en doet ze aanvullend onderzoek. Overigens is het aan het bedrijf of en wat zij willen delen: daar gaan wij als OM niet over. Niets overleggen werpen we de verdachte niet tegen, maar wel overleggen kan tot korting leiden.
Bij SHV was de zelfmelding van december 2016. Toen werden al veel bevindingen uit intern onderzoek overlegd. Dat we in 2021 pas tot een transactie kwamen, is omdat de FIOD zelf in de afgelopen jaren veel onderzoek heeft verricht.”
Sander: “Het kan zijn dat we inzage willen in onderliggende stukken die het bedrijf heeft gehouden. Dan vragen we dat op. Als dat om wat voor reden dan ook niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat een advocatenkantoor dat zo’n onderzoek heeft verricht, zich beroept op een verschoningsrecht, dan kan dat onder omstandigheden tot de conclusie leiden dat wij op deze manier geen verificatieonderzoek kunnen doen en dan laten wij dat hele interne onderzoek buiten beschouwing en kan dat dus ook invloed hebben op een eventuele korting.”
Wanneer zou je als OM nooit schikken?
Tessa: “Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden in de ‘Aanwijzing hoge transacties’ en de ‘Aanwijzing voor buitenlandse corruptie’. Als basis moet het bedrijf de feiten erkennen, in voldoende mate meewerken aan het strafrechtelijk onderzoek en moet het herstel- en compliancemaatregelen hebben genomen.”
Sander: “Als er veel maatschappelijke ophef is, alleen door publieke verantwoording ter zitting effectief en passend recht kan worden gedaan. Ook bij principiële rechtsvragen gaan we naar de rechter, ook al duurt dat tien jaar tot en met cassatie. Bij SHV had het onderzoek wel een lange aanlooptijd, maar werd het transactieproces uiteindelijk binnen zes tot negen maanden afgerond.
We bieden alleen een transactie aan als een bedrijf aantoonbaar wil afrekenen met het verleden. Het statement dat SHV in zijn persbericht maakte, vonden wij overtuigend. Gedurende het onderzoek en het transactietraject hebben ze meegewerkt, hun kaarten op tafel gelegd, via compliancemaatregelen hun hele toezicht op dochterbedrijven inmiddels anders ingeregeld, en ook letterlijk afstand genomen van personen betrokken bij deze feiten. Dit bedrijf accepteert dit gedrag niet langer.”
Tessa: “Bij zelfmelding en medewerking zijn er vele tinten grijs. Wie laat meldt en niet goed meewerkt, krijgt bij lange na niet de maximale korting op de boete. In het hele transactieproces blijft alsnog vervolgen altijd een mogelijkheid.”
Een transactie is toch een overeenkomst tussen twee partijen? En als ik het goed begrijp, lezen bedrijven mee bij de formulering van het OM-persbericht? Ben je dan toch niet aan het ‘onderhandelen’?
Tessa: “Een transactie is inderdaad een overeenkomst tussen beide partijen. Maar het uiteindelijke aanbod wordt door het OM gedaan. En dan is het: aanvaarden of niet aanvaarden. Dat volgt ook uit artikel 74 Sr.”
Sander: “Ook hier gaat gewoon de vergelijking met een zitting op. Kijk, na al het strafrechtelijke onderzoek trekt het zaaksteam een conclusie die het in een transactiebespreking presenteert aan het bedrijf: ‘Dit zijn wat ons betreft de strafbare feiten die we zien.’ Normaal zou de verdediging op zitting dan tegen de rechter zeggen: ‘Nou, wij zien dat toch anders, want…’. Dus in een transactiegesprek tussen OM en verdacht bedrijf krijgt het bedrijf ook de gelegenheid daarop zijn zienswijze te geven. Want misschien missen wij iets of duiden we iets wat verkeerd. Dat is in mijn beleving geen onderhandelen, maar een zorgvuldig proces om tot een definitieve vaststelling en duiding van de strafbare feiten te komen.”
Tessa: “Soms leidt een zienswijze daadwerkelijk tot een heroverweging bij ons. Maar ligt ons definitieve oordeel er, en erkent een bedrijf die feiten niet? Dan houdt het op. Dan gaan we het niet eens hébben over boete- en ontnemingsbedragen.”
Sander: “Worden de feiten erkend, dan gaat het daarna over de geldelijke waardering daarvan in een boete en wederrechtelijk verkregen voordeel. Over die boete kunnen we glashelder zijn: die stelt het OM eenzijdig vast, en dan is het ja of nee.”
Tessa: “Bij het bepalen van de boete kijken we ook naar de draagkracht van bedrijven: doet de boete pijn en is hij zwaar genoeg.”
Sander: “Het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel is lastiger. Je kijkt daarbij naar winst- en omzetcijfers van het bedrijf. Maar welk deel van de omzet is dan ‘besmet’ door die omkoping? Het geheel? Een deel? Daar schatten wij op. Vaak onvermijdelijk op basis van bepaalde aannames, maar tegelijkertijd ook zeker op basis van harde berekeningen door FIOD-accountants. Natuurlijk krijgt het verdachte bedrijf in de transactiebespreking dan de ruimte om met een eigen zienswijze te komen. Ze kunnen vinden dat het OM ten onrechte bepaalde kosten niet heeft meegenomen, of ten onrechte bepaalde omzet wel heeft meegenomen. Dat lijkt misschien op onderhandelen, maar het is een serieus gesprek om te komen tot schatting van het wederechtelijk verkregen voordeel die voor het OM én het bedrijf uitlegbaar en acceptabel moet zijn.”
Tessa: “We gaan niet samen vooraf bespreken wat we in het OM-persbericht en –feitenrelaas gaan schrijven. Dat ligt bij ons. Om het bedrijf niet te verrassen, leggen we persbericht en feitenrelaas vóór publicatie wel aan het bedrijf voor. Het bedrijf checkt dan op feitelijke onjuistheden. Dat gaat soms ook over de vertaling van juridische termen naar het Engels.”
Sander: “Dan kan een bedrijf zeggen: ‘Als je dit woord gebruikt, pakt dat onnodig beschadigend voor ons uit, dus kun je in je vertaling misschien dát woord gebruiken?’ Als wij dan vinden dat dat andere woord voor ons ook de lading dekt, willen we het best eens veranderen.
Omgekeerd kijkt het OM ook naar het persbericht van het bedrijf. Het uitgangspunt is dat wij daarvan afblijven. Maar stel dat een bedrijf de feiten heeft erkend en de transactie accepteert maar vervolgens een persbericht maakt waarin ze allerlei kritiek op het OM hebben of geen blijk geven van inzicht in eigen foutief handelen? Tja, dan wil het bedrijf kennelijk niet écht afrekenen met het verleden. Dan wordt het voor ons een onuitlegbaar verhaal en gaat de transactie toch niet vliegen.”
Tessa: “Bij SHV zagen we die intrinsieke overtuiging wel. Hun persuiting was goed en ze doen nu echt aan compliance en training en voorlichting.”
Bellen jullie ook departementen om naar hun ‘zienswijze’ te vragen?
Tessa: “Nee, hoezo?”
Er staat veel geld op het spel. Wie netjes zaken wil doen verliest in sommige landen en branches opdrachten. Als werkgelegenheid, handelsklimaat, internationale reputatie en diplomatie in het geding zijn, willen ministers misschien meedenken?
Tessa: “In verschillende corruptieverdragen staat letterlijk dat nationale, economische belangen geen rol mogen spelen bij de beslissing omtrent de afdoening van een onderzoek. Dus dat speelt niet mee.”
Sander: “Dat is wel geruststellend met al die internationale verdragen: het speelveld is gewoon glashelder. Er is geen enkele incentive om dit soort toetsingsvragen te gaan stellen bij welk ministerie dan ook. De tijden zijn veranderd. Anno 2021 zouden we ook de VOC vervolgen als er op die manier zaken zouden worden gedaan.”
Zeggen bedrijven wel: ‘Joh OM, allemaal leuk met jullie morele regeltjes, maar dit is gewoon hoe het werkt in de grotemensenwereld van het bedrijfsleven!’?
Tessa: “Ja, dat horen we soms: ‘Zonder steekpenningen kunnen we in dat land niet zakendoen’ of ‘Anders doen andere landen het wel’. Maar dat is geen uitzondering voor strafbaar handelen. We hebben die verdragen niet voor niets, want corruptie is gewoon enorm schadelijk voor de samenleving. Maar ik denk tegelijkertijd dat veel grote bedrijven in 2021 een andere kijk op corruptie hebben dan zo’n tien jaar geleden. Dat ze het écht niet willen en juist ‘schoon’ zaken willen doen.”
Sander: “Ik ben ervan overtuigd dat veel bedrijven veranderd zijn. Dat als zij worden geconfronteerd met zaken die ze in het verleden hebben gedaan, nu zeggen: dat hadden we niet zo moeten doen. Sommige bedrijven hébben al de principiële beslissing genomen om in bepaalde landen gewoon niet meer actief te zijn. Andere bedrijven hebben dat nog niet gedaan, maar komen er met terugwerkende kracht achter dat hoe zij zaken hebben gedaan niet meer kán naar de maatstaven van nu. Dat zijn nou precies de bedrijven die we willen aansporen om zich te melden. Voor hen moet het OM transparant zijn in hoe we daarmee omgaan.”
Ontstaat een transactiepraktijk ook omdat het te ingewikkeld is om klassiek aan opsporing en vervolging te doen?
Sander: “Internationale corruptie speelt zich vaak af in buitenlanden, zwakkere economieën, die daar gevoelig voor zijn. Vaak ligt het bewijs in exotische oorden en zitten bedrijven op dit soort informatie. Soms krijgt de FIOD er vanuit geldstromen zicht op en dan lukt het ons wel degelijk om corruptiebetalingen in beeld te krijgen. Maar als een bedrijf meewerkt en dit soort informatie verschaft is dat een groot voordeel. Het kan het verschil maken tussen wel of niet het bewijs leveren.”
Tessa: “Bedenk ook dat er met de betreffende landen vaak geen rechtshulprelatie is. De klassieke onderzoeken zijn dus tijdrovend. We hebben een lange adem, maar langdurige onderzoeken leggen een flink beslag op de capaciteit. Als het met een transparante, passende afdoening korter kan, is het mogelijk meerdere corruptieonderzoeken te doen. En doordat bedrijven beter weten waar ze aan toe zijn, melden bedrijven zelf meer. Dus geen achterkamertjes, maar voorspélbaarheid met een groot effect.”
Slaat het OM zonder schikking geen deuk in een pakje boter?
Tessa: “Je bedoelt: zonder zelfmelding geen zaak en dus geen schikking? Zonder zelfmelding is de start vaak lastiger, omdat een signaal ons dan niet of via een omweg bereikt. Corruptiezaken begonnen in het verleden vaak juist niet bij aangiftes, maar bij informatie van de Belastingdienst, bij FIU-meldingen, of bij internationale informatie uit ons netwerk. Het gaat vaak om veel geld en ook als er met cash geld wordt gewerkt, zal er op de een of andere manier een ‘paper trail’ zijn, bijvoorbeeld via een schaduwboekhouding.”
Sander: “Uiteindelijk zie je dat er ook altijd wel giraal betalingsverkeer aan vast zit. En via de ‘poortwachtersrol’ van financiële instellingen kan altijd zicht ontstaan op ongebruikelijke transacties en op valsheid in geschrifte zoals dubieuze jaarrekeningen. Als iedereen zijn werk goed doet, zijn er verschillende toetsingsmomenten om ongebruikelijke en verdachte manoeuvres te herkennen.”
Hoe reageren bedrijven en brancheorganisaties op de openheid van het OM over korting bij zelfmelding en medewerking?
Tessa: “Advocaten die bedrijven in dit soort gevallen bijstaan, reageren verheugd. Zij pleiten er al langer voor dat voor hun potentiële klanten duidelijk is wat het effect is van zelf melden. Ook de OESO en andere internationale organisaties zullen deze ontwikkeling toejuichen. Zo heeft de OESO Nederland vorig jaar nog expliciet opgeroepen om een kader voor de weging van zelfmelding en medewerking te ontwikkelen. Kritische geluiden zijn er ook, mogelijk door een bepaalde onwetendheid of omdat het OM in het verleden niet transparant genoeg is geweest. Daarom vertellen we dit verhaal nu zo graag.”
Hoe is jullie rolverdeling bij gesprekken met bedrijven?
Sander: “Er zijn fases in de transactiebesprekingen met bedrijven waarin het zaaksteam van Tessa aan het woord is. Dan presenteert dat team zijn bevindingen en conclusie. Dan ben ik slechts technisch voorzitter. Maar in fases waarin het te lang duurt of stokt omdat een bedrijf onvoldoende meewerkt, kan het verstandig zijn het zaaksteam even uit de wind te houden en dat iemand van het transactieteam zegt: ‘Als we zo doorgaan, stoppen we ermee en gaat het zaaksteam gewoon de dagvaarding opstellen’.
Transactiebesprekingen zijn ingewikkeld. Als OM heb je je gedurende een lange periode wel te verhouden tot het bedrijf en zijn advocaat. Er zijn fases dat verschillen van inzicht onoverkomelijk lijken. Dan helpt het als OM’ers als Tessa die wereld van de advocatuur kennen en drempels weten te slechten. Je moet een mate van openheid betrachten en in vertrouwelijkheid je kaarten op tafel kunnen leggen; dat zijn OM’ers niet altijd gewend.”
Tessa: “Het mag er op de inhoud hard aan toegaan. Je kunt knallend van mening verschillen met die advocaat, lijnrecht tegenover elkaar staan. Maar je wilt die persoonlijke en professionele relatie met de advocaat goed houden. Je blijft elkaar ook in andere onderzoeken tegenkomen, en dan moet het over de inhoud kunnen blijven gaan.
Weet je, officier zijn is zo mooi. Als advocaat kwam ik altijd later in beeld. Een rechter komt nog weer later aan bod. Maar als officier krijg ik nu alles mee: van een verdacht signaal, via de start van een onderzoek en het tactische proces, tot en met de afdoening. Een prachtig vak.”