Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

‘Ik teken zo natuurgetrouw mogelijk’

Een onsympathieke verdachte expres karikaturaal op papier krabbelen? Rechtbanktekenaar Petra Urban gruwt van de gedachte. “Waarom zou ik? Ik straf niet, ik registreer journalistiek wat ik zie. Laat lezers zelf maar bedenken wat ze ervan vinden.”

Haar oma was een van de eersten die haar talent zag. Die hield de toen 7-jarige Petra Urban een rechtbanktekening in De Telegraaf voor. ‘Dat kun jij later ook,’ vertelde oma.

Jaren later loopt Petra Urban dagelijks als rechtbanktekenaar voor De Telegraaf en Panorama strafzittingen in heel Nederland af. Zonder diploma. Ze is weliswaar geslaagd voor haar studie aan de kunstacademie Minerva in Groningen, waar ze eerst ‘autonoom tekenen’ leerde en zich later bekwaamde in de illustratie, maar haar niet-ondertekende diploma ligt nog steeds in Groningen. “Ik heb het niet opgehaald – alsof je voor de kúnstacademie een diploma nodig hebt, zeg!” 

Petra Urban: "Ik hoop dat ik kan laten zien dat het allemaal mensen zijn."

Misdaad interesseert haar mateloos. Sherlock Holmes, ‘Whodunnits’. En vooral de mens erachter. “Wat beweegt mensen toch om van het padje af te drijven? De illusie dat ik dat ga begrijpen, heb ik niet. Wel hoop ik dat ik kan laten zien dat het allemaal mensen zijn. Daarom maak ik geen ‘harkpoppetjes’ of karikaturen, maar probeer ik een natuurgetrouw beeld te schetsen. Ik observeer van binnen naar buiten. Eerst kijk ik naar het ‘skelet’ en de houding, later bouw ik de persoon daaroverheen. Daarbij is het gebruik maken van verticale streepjes mijn eigen stijl geworden.”

Als rechtbanken haar verzoeken om bedreigde mensen niet te tekenen, toont Urban zich inschikkelijk. Maar bij commentaar op haar werk wijkt ze geen millimeter. “Die zoon van Roelvink was tijdens een schorsing ontstemd: ik zou zijn neus te groot hebben getekend. Nou, daar heb ik dan geen boodschap aan. IJdel gezeik.”

“Aan iemand zijn snuitwerk kun je niet zien of het een boef is. Neem Robert M. van de Amsterdamse zedenzaak. Een engelachtig gezichtje. Een schatje om te zien. Waarom zou ik hem dan als monster afbeelden? Het is toch juist fascinerend dat iemand waarvan je niet kan zien dat het een monster is – nou ja, die monsterlijke dingen heeft gedaan – tot dat soort misdrijven in staat is? Bij mensen die wappie zijn geraakt van wat ze allemaal hebben gesnoven en geslikt, zie je het soms wel. De kaken, de blik, de leegte in het gezicht. Die probeer ik dan weer te geven.”

In de rechtbank zit Petra Urban het liefst vlakbij de officier. Als de verdachten opkijken naar de officier, dán heeft ze ze. En wat ze van die OM-togadragers vindt? “Allemaal verschillend. De een is soft, de ander gaat er met gestrekt been in. Ik houd van officieren die goed onderbouwen: duidelijk, bondig en niet te monotoon. Die hun ziel en zaligheid erin leggen. Die laconiek kunnen omgaan met verdachten die alleen maar via de rechter willen antwoorden. Ook prachtig: officieren die compleet op hun gemak met blote voeten, glimmende schoenen of naaldhakken onder hun toga zitten. En die dan tegelijkertijd die verbetenheid uitstralen: ik laat me toch niet ringeloren door dat stelletje schorriemorrie.”

“Nee, ik vind het nog lang niet saai in de rechtszaal. In elke toga blijf ik de kreukels en de glansjes interessant vinden.”