Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer
De nieuwe Wet straffen en beschermen, die op 1 juli in werking trad, heeft ingrijpende gevolgen voor mensen die worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Maar ook voor het OM verandert er veel. Voor het Legal Office Executie van het Ressortsparket in het bijzonder. Bij deze afdeling zijn alle executiezaken van de tweede lijn ondergebracht. Daarnaast is de CVv.i. (Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling) onderdeel van de afdeling.
Mariëtte Brunsveld, advocaat-generaal en hoofd CVv.i. van het Ressortsparket
“De invoering van de Wet straffen en beschermen op 1 juli zal op den duur het einde betekenen van het systeem waarbij gedetineerden na het uitzitten van twee derde van hun celstraf min of meer vanzelfsprekend in aanmerking komen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), de proefperiode waarin veroordeelden gebonden zijn aan de algemene en vaak allerlei bijzondere voorwaarden, maar niet meer in de gevangenis zitten.
Het idee dat iemand die tot achttien jaar werd veroordeeld in werkelijkheid maar twaalf jaar hoefde te zitten, ongeacht hoe hij zich tijdens zijn detentie gedroeg, was maatschappelijk soms lastig uit te leggen. Bovendien bestond het laatste deel van die twaalf jaar uit een penitentiair programma (pp) waarbinnen gedetineerden al behoorlijk wat vrijheden genoten, ook buiten de muren van de gevangenis. Zo’n pp duurde maximaal anderhalf jaar, waardoor het kon gebeuren dat iemand die tot achttien jaar was veroordeeld in de praktijk ‘maar’ 10,5 jaar onafgebroken in de gevangenis doorbracht.
Ook de nieuwe wet stelt dat de v.i. een derde van de straf bedraagt, maar met een maximum van twee jaar. Voor onvoorwaardelijke gevangenisstraffen tot zes jaar verandert er dus niet heel veel, maar voor celstraffen langer dan zes jaar geldt dat je voortaan feitelijk langer zult moeten zitten. Werd je voor 1 juli 2021 tot een celstraf van negen jaar veroordeeld, dan betekende dat in werkelijkheid zes jaar effectief zitten. Na invoering van de Wet straffen en beschermen is dat zeven jaar. Zonder penitentiair programma, want dat komt per 1 december 2021 te vervallen voor alle celstraffen langer dan een jaar. Word je veroordeeld wanneer de wet volledig in werking is getreden dan heb je dus recht op een penitentiair programma, óf op een voorwaardelijke invrijheidstelling. Niet meer én én, zoals voorheen. Dat alles maakt een groot verschil. Het leidde er de afgelopen maanden bijvoorbeeld al toe dat opvallend veel verdachten afzagen van een eerder aangekondigd hoger beroep omdat de uitspraak daarvan na 1 juli zou zijn. Die kozen duidelijk eieren voor hun geld.
Ook voor het OM, en voor de CVv.i. in het bijzonder, gaat er veel veranderen. De belangrijkste verandering betreft de beslissingsbevoegdheid. Voorheen besliste de CVv.i. ook al over de v.i., maar alleen in zaken waarbij wij geen bezwaren zagen tegen het toekennen ervan. Zagen wij die bezwaren wel, dan moesten wij de zaak voorleggen aan de rechter. Onder de nieuwe wet komt die beslissingsbevoegdheid in z’n geheel bij ons te liggen. Of we de v.i. nou uitstellen, wel of niet verlenen of herroepen.
Om ons daarbij de laten adviseren, en om aan te tonen hoe serieus we die nieuwe taak nemen, is er een speciaal multidisciplinair adviescollege opgericht. Dat is een onafhankelijke commissie die wordt voorgezeten door een rechter en die verder bestaat uit onder andere een psycholoog, een reclasseringsdeskundige, een slachtofferdeskundige en een jurist. In complexe zaken kunnen zij indien nodig ook nog externe deskundigheid inzetten. Persoonlijk ben ik heel blij met dat college, want in de praktijk zal het nemen van de v.i.-beslissingen niet altijd even gemakkelijk zijn.”
Daan de Jong, advocaat-generaal bij de CVv.i.
“De eerste v.i.-zaak onder dit nieuwe recht zal zich naar verwachting in de loop van de maand juli aandienen. Dat heeft er mee te maken dat het overgangsrecht heel simpel en beknopt is. Bepalend is de datum van het vonnis of arrest waarop iemand wordt veroordeeld. Niet meer en niet minder. Het zal dan moeten gaan om iemand die een onvoorwaardelijke celstraf krijgt opgelegd van minimaal een jaar, waarvan hij twee derde al in voorarrest heeft uitgezeten.
Maar voorlopig blijft het voor de CVv.i. ook na 1 juli nog lange tijd en in hoge mate business as usual, want de oude zaken lopen gewoon door en die vormen voorlopig nog het overgrote merendeel van het werk. Langzamerhand zal dat gaan verschuiven, maar het zal nog jaren duren voordat de v.i.- zaken die onder de nieuwe wet vallen de overhand krijgen. Het kan in theorie zelfs nog dertig jaar duren voordat de oude regeling volledig komt te vervallen. Dat is uniek en alles behalve ideaal. Het gevolg is dat een toekomstige collega straks, in het jaar 2047 of iets dergelijks, een wet moet hanteren die al ruim twintig jaar niet meer in het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering staat. Het werken met die twee verschillende kaders wordt een uitdaging.
Een andere grote verandering is dat met ingang van 1 juli niet langer het wettelijk kader bepaalt of een gedetineerde in aanmerking komt voor een v.i., maar dat de CVv.i. dat beslist. Voorheen dienden we een vordering in bij de rechtbank wanneer we vonden dat iemand geen v.i. moest krijgen. De rechter besliste dan, nu hakken we die knoop zelf door. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Het niet verlenen van een v.i. kan in de praktijk betekenen dat iemand twee jaar langer vast blijft zitten. Dat is nogal wat. Daarnaast beslissen wij straks ook over het herroepen van een verleende v.i. op het moment dat iemand bijvoorbeeld de bijzondere voorwaarden overtreedt. Ook dat deed de rechter voorheen."
"Voor het beoordelen van een v.i.-aanvraag geldt in de nieuwe wet bovendien een nieuw toetsingskader. De wet noemt het enigszins verwarrend ‘aspecten’. De eerste is een oude bekende: het beoordelen van de mogelijkheid om met de bijzondere voorwaarden het recidiverisico te beperken. Vervolgens krijgen de slachtoffers, nabestaanden en ‘andere relevante personen’, denk daarbij bijvoorbeeld aan de kinderen van de veroordeelde, een nadrukkelijker vermelding in de wet, en dus ook in de toetsing. Maar wat écht nieuw is, is dat een veroordeelde tijdens zijn detentie ‘de bijzondere geschiktheid’ moet laten blijken om terug te keren in de samenleving. Dat betekent dat hij zich tijdens zijn detentie van begin af aan open en meewerkend zal moeten opstellen wil hij uiteindelijk in aanmerking komen voor een v.i. Dat is wezenlijk anders dan voorheen.
Wat ook interessant wordt is de ‘marginale toets’ die rechters volgens de nieuwe wet moeten hanteren wanneer iemand het oneens is met onze v.i.-beslissing en vervolgens een bezwaarschrift indient. Marginaal toetsen is iets dat we vooral kennen uit het bestuursrecht, maar voor strafrechters is het nieuw. Het komt er op neer dat zij, op basis van de motivering van de CVv.i., moeten beoordelen of onze beslissing in redelijkheid genomen kon worden. Dat is een veel beperktere beoordeling dan zij gewend zijn, namelijk zelf de afweging maken of iemand voor v.i. in aanmerking komt of niet. Ik ben erg benieuwd hoe rechters daar in de praktijk mee om zullen gaan.”
Gerben Pol, officier van justitie bij AP Oost-Nederland
“Als officier heb je eens in de zoveel tijd een zaak over v.i. op zitting, en ook na de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal dat eens in de zoveel tijd het geval zijn. Daarbij zullen we er als officier op zitting scherp op moeten zijn dat de rechter gebruik maakt van de marginale toetsing. Daarnaast wordt het met de nieuwe wetgeving nóg belangrijker om heel goed na te denken over je strafeis en over de vraag of je deels een voorwaardelijke straf wilt eisen. Nog meer dan voorheen is het de vraag of het OM wel een deels voorwaardelijke straf, als die boven 1 jaar uitkomt, zou moeten eisen. Immers, de v.i.-regeling geeft alle mogelijkheden om na twee derde van de straf te bezien wat de beste voorwaarden zijn. Het is de vraag of je op het moment van de strafoplegging al voldoende informatie hebt om te kunnen bepalen of de op te leggen voorwaarden effectief en passend zijn. In de tijd dat iemand vastzit kan hij of zij immers aanzienlijk veranderen, in positieve en in negatieve zin. Je kunt de nieuwe v.i.-regeling hanteren als een veel flexibeler en actueler instrument dan een deels voorwaardelijke celstraf. Temeer omdat het gedrag tijdens detentie in de nieuwe wetgeving veel zwaarder meeweegt.
Maar verreweg het belangrijkste is dat wij als eerste lijn goed zullen moeten samenwerken met de CVv.i. Die lijnen moeten kort zijn, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat dat goedkomt.”
Liza te Pas, administratief medewerker bij de CVv.i.
“De voornaamste taak van de administratie blijft hetzelfde, namelijk het ondersteunen van de secretaris en de advocaat-generaal en ervoor zorgen dat zij over een zo compleet mogelijk dossier beschikken. Ook zorgen wij ervoor dat hun beslissing op de juiste manier bij de veroordeelde en bij de keten terechtkomt. Wat met de Wet straffen en beschermen wél verandert is dat het CJIB de ketenregisseur wordt. Dat betekent dat zij gaan controleren of een dossier compleet is en dat zij vervolgens ook achter de ontbrekende stukken aan gaan. Die taak ligt in de oude regeling vooral bij ons. Wel zullen wij actief de gestelde termijnen blijven bewaken.
Het afhandelen van bezwaar-, verzoek- en herroepingsprocedures is compleet nieuw voor ons. Een bezwaar dat bij de rechtbank binnenkomt moet binnen twee weken op zitting worden gepland. Als een v.i. niet is verleend of uitgesteld kun je als veroordeelde na ten minste zes maanden een nieuw verzoek indienen dat ook weer door de CVv.i. zal worden beoordeeld. Net als eventuele herroepingen van de v.i. wanneer iemand de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Met al die zaken gaan wij te maken krijgen.
Ten slotte gaan we werken met een computersysteem dat voor ons nieuw is. De nieuwe zaken komen in GPS, de oude zaken blijven in ROBEIN. Die twee systemen zullen dus nog jaren naast elkaar blijven bestaan. Dat klinkt niet heel praktisch, maar op die manier is er wel een duidelijke scheiding. Wat daarbij ook helpt is het verschil in parketnummers. Zaken die onder de nieuwe regeling vallen beginnen met 89, zaken die onder oude regeling vallen met 99.”
Shumila Somaroo, senior allround medewerker 12e Raadkamer bij AP Amsterdam
“Normaal gesproken houden wij ons vooral bezig met verzoek- en klaagschriften. Dan gaat het bijvoorbeeld om zaken waarbij mensen zijn vrijgesproken en een vergoeding willen voor de tijd die ze onterecht in voorarrest hebben gezeten en de advocatenkosten die hiermee gemoeid zijn gegaan. Of bijvoorbeeld om goederen waarop beslag is gelegd zonder dat de eigenaar ervan een rol speelt in het onderzoek.
Met de Wet straffen en beschermen krijgen wij er een aantal taken bij. De CVv.i. zorgt ervoor dat alle relevante stukken in een bepaalde zaak in GPS worden gezet, zodat ik of één van mijn collega’s in het land en de rechtbank die kunnen raadplegen. De verkeerstoren zorgt ervoor dat de behandeling van het bezwaarschrift binnen twee weken wordt ingepland. Zit iemand gedetineerd dan zorgen wij ervoor dat er transport wordt geregeld. Hoewel het nieuwe werkzaamheden betreft, lijkt die procedure veel op de artikel 22g-procedure, bezwaar omzetting taakstraf, waar wij gelukkig al de nodige ervaring mee hebben.”