Tekst Loes Spruijt-van der Meer
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Hoewel ik mijn werk als fotograaf voor het OM vrijwel altijd met veel plezier doe, ga ik die dag met verklaarbare tegenzin op weg naar Kerkrade. Net als die dag dat ik naar Amsterdam reed, daags nadat Peter R. de Vries was neergeschoten. Of die dag dat ik naar Leiden ging, naar de plek waar het levenloze lichaam van de jonge Esmee op oudejaarsdag werd gevonden.
Met een brok in mijn keel kijk ik rond op de plaats waar de 9-jarige Gino begin juni verdween. Aan de rand van het voetbalveldje liggen bloemen en speelgoed.
Een laag plastic ligt over de geschonken knuffels om ze zo te beschermen tegen de regen die valt. Een luguber gezicht, omdat het lijkt alsof ze stikken.
Buurtkinderen laten zich door het slechte weer niet weerhouden. Ze voetballen alsof er niks is gebeurd. Wanneer er een bal over het hek vliegt, trap ik hem terug hun kant op.
Ik blijf lang staan en raak niet uitgekeken. Ik voel een intense eenzaamheid en probeer mij voor te stellen hoe eenzaam Gino zich voelde in zijn laatste angstige momenten.
Dan fluit ik mezelf terug; aan het werk. De foto’s maak ik met tranen in mijn ogen. Datzelfde doe ik even later ook op de plaats delict in Heerlen, waar de verdachte woonde en bij de stille tocht twee dagen later.
Iedere keer is het weer beladen maar iedere keer ga ik ernaartoe. Je zou willen dat dit soort plekken niet bestaan, maar de realiteit is anders. Als fotograaf van het Openbaar Ministerie leg ik ze zo goed mogelijk vast zodat we beschikken over passend beeld bij berichtgeving vanuit het OM. Waar ik de volgende keer naartoe ga weet ik niet. Dat zal het nieuws uitwijzen. Maar dat er nog meer van dit soort dagen zullen volgen, dagen met verklaarbare tegenzin en een enorme steen in de maag, dat is helaas een zekerheid.