Tekst Jeroen de Ridder en Yascha van ‘t Hof, Fact Factory OM
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Op 23 maart jongsleden werd door het actualiteitenprogramma Nieuwsuur aandacht besteed aan de veel te lange doorlooptijd van zedenzaken.
Steeds meer zedenzaken belanden op de plank, zo luidde het verontrustende bericht. En dat, terwijl dat de behandeling van zedenzaken, naast jeugdcriminaliteit en ernstige verkeersmisdrijven, is geprioriteerd door de bestuurders van de strafrechtketen. Het delict heeft immers een grote impact op het leven van het slachtoffer en diens familie. Niet alleen zijn zedenzaken daarom geprioriteerd, de behandeltijd van de zedenzaken is ook genormeerd. De politie wordt geacht 80% van de dossiers binnen 6 maanden in te zenden aan het OM. Het OM moet 80% van de zaken dan beoordelen binnen 60 dagen, waarna 80% van alle gedagvaarde zaken binnen 4 maanden op zitting moet staan. Als extra stimulans werd ook nog eens – mede op initiatief van de Tweede Kamer – extra geld geïnvesteerd in de versterking van de zedenrecherche.
Tot zover de voornemens. Nu de praktijk. De resultaten, in de woorden van Nieuwsuur, zijn als volgt:
“Sinds 2014 geldt de afspraak dat de politie 80 procent van alle zedenaangiften binnen zes maanden onderzoekt en naar het OM doorstuurt. In 2018 lukte dat in 66 procent van de aangiften, van januari tot oktober 2021 nog maar in 51 procent van de zaken.
Het OM deed het nog slechter. Dat moet 80 procent van alle zedenzaken binnen een halfjaar naar de rechtbank sturen, maar haalde dat bij lange na niet. In 2018 lukte het bij 36 procent van de zedenzaken, in de eerste negen maanden van 2021 bij 34 procent.”
Hieruit volgt de ongemakkelijke conclusie dat de werkelijke behandelduur van zedenzaken, ondanks extra geld en hoge prioriteit, veel langer is dan gewenst. Daarvan is vooral het slachtoffer de dupe. Overigens interpreteert Nieuwsuur hier de norm voor het OM niet helemaal juist. Het OM heeft 60 dagen om tot een beslissing te komen. OM en de Rechtspaak moeten samen zorgen dat 80% van de zaken 4 maanden later op een zitting staan. De norm zegt niets over het moment dat de zaak door het OM aan de Rechtspraak wordt aangeboden.
Cijferbrij
Geschrokken door de teleurstellende prestaties en de harde berichtgeving hebben wij vervolgens de cijferschop een paar spaden dieper in de cijferbrij gestoken. Om te beginnen, wat zijn nu eigenlijk de zedenzaken waarvan we de doorlooptijd meten? Het eerste waar iedereen aan denkt zijn aanranding en verkrachting. Maar misdrijven tegen de zeden omvatten ook misdrijven zoals het bezit of verspreiden van kinderporno, grooming of ontucht met een minderjarige. Wat blijkt? In dossiers waarin sprake is van verkrachting, aanranding of ontucht komt het OM sneller tot een beslissing dan bij de overige zedendelicten. Weliswaar worden de meeste beslissingen niet binnen de normtijd van 60 dagen genomen, maar toch hoort 69% van de slachtoffers binnen 90 dagen of het OM gaat dagvaarden. Vervolgens stroomt 57% van de primaire zedenzaken binnen 180 dagen uit bij de rechter of het OM. De resultaten worden dus negatief beïnvloed door de langere doorlooptijd van de overige zedenzaken.
Sleepnet
Verder, en dat was een echte ‘eye opener’, meten we voor de norm alle zaken waarin een zedenfeit voorkomt. Maar in 12% van de zedenzaken wordt een verdachte vervolgd voor meerdere strafbare feiten. Als één van die feiten een zedenfeit is, telt deze mee. In 5% van de zaken is het zedenfeit niet het belangrijkste feit. Het gevolg is dat ook omvangrijke strafzaken, soms met een link naar de georganiseerde criminaliteit, in het sleepnet van de doorlooptijdmeting terecht komen; dat gaat om mensenhandelzaken, maar ook zaken met levensdelicten. Het is evident dat deze zaken veel langer nodig hebben om tot een afronding te komen. Niet zelden staan ze 5 keer of meer op zitting en duurt het soms 2 jaar voordat de rechter tot een vonnis komt. Dat maakt de situatie niet minder erg voor het slachtoffer, maar de lange doorlooptijd is wel verklaarbaar. Het is overigens maar de vraag of bij de normstelling de bestuurders van de strafrechtketen deze grote zaken voor ogen hadden. De vraag stellen is de vraag beantwoorden.
Kortom, de boodschap is niet dat het allemaal wel meevalt. Want in dit type strafzaak moet de strafrechtketen niet streven naar 80% maar naar 100% normconformiteit. Je zult maar slachtoffer zijn van een zedenzaak, en dan ook nog eens met een zaak in de verkeerde 50% van de statistieken. Maar het is ook duidelijk geworden dat de teleurstellende totaalcijfers een flink aantal zedenzaken bevat waarin wél adequaat is gehandeld. Gelukkig maar, want sinds 2021 is een duidelijke stijging zichtbaar van het aantal zedenzaken dat bij het OM binnenkomt. Het blijft dus hard werken om recht te doen aan deze (extra) slachtoffers.