Tekst Rinus Otte
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Beste lezers,

Voor u ligt de nieuwste aflevering van onze eigen Opportuun. Het is me een eer om deze aflevering met opnieuw goede bijdragen in te luiden.

Twee goede interviews met ogenschijnlijk een verschillende strekking die bij nadere lezing sterke verwantschap vertonen. Het eerste is met de twee officieren van justitie Janneke de Smet en Alwin Dam van het Landelijk Parket over het Team Collegiale Ondersteuning (hierna TCO). Zij vertellen beeldend over OM’ers die ingrijpende gebeurtenissen meemaken en die stoom kunnen afblazen bij een boven alles luisterend oor van een TCO-teamlid. Het is een laagdrempelige voorziening, zodat je bij een nare zaak niet direct naar je leidinggevende hoeft om te zeggen dat je even met een psycholoog zou willen spreken – wat ook weer zo’n stap is. Het is een georganiseerde vorm van er voor elkaar willen en kunnen zijn en het zicht op de collega krijgen en omgekeerd dat ook toelaten. We zijn een vuurlinie-organisatie, zo wordt vaker gesteld, en dan is naar elkaars wel en wee omzien van groot belang. Zo doe je dat in een cruciale organisatie. Niemand mag buiten de boot vallen.

‘Bij het beoefenen van het recht moeten we ons niet alleen weten’

Het tweede interview is met Rick Robroek van het WBOM en Remco van Tooren van de SSR over het toetsen van de juridische kwaliteit bij de kritische processen. Dat gebeurt onder andere via de pool van officieren van justitie uit alle parketten die in duo’s bij andere parketten op bezoek gaan om de juridische intervisie te betrachten op dossiers inzake beslag, de strafbeschikking, slachtoffers enz. Het team juridische kwaliteitsontwikkeling en de officierenpool vormen onze interne kwaliteitstoetsing die met een continue verbeterslag bezig zijn, ook om aan de externe toezichthouders zichtbaar duidelijk te maken dat het OM ook zelf in staat is om de interne kwaliteit ter discussie te stellen, te verbeteren en daarover verantwoording af te leggen. Geen sinecure, want net als in de zorg of het onderwijs mogen onze professionals trots zijn op hun werk en dan is het niet altijd eenvoudig om toe te laten dat je ontvankelijk bent voor (toe) zicht op de voortbrengsels van onze beroepstrots. En toch gebeurt dat bij elke kwaliteitsmeting. Die metingen en de daarbij tentoongespreide openheid, zijn iets om binnen ons OM te koesteren.

De twee verhalen hebben als overeenkomst dat beide initiatieven over de kern van ons werk gaan, het eerste hoe ons emotionele hart zich verhoudt tot wat ons werk met ons kan doen, het tweede hoe ons juridische hart zich verhoudt tot wat de wet en beleid van ons vergt. Dat verdraagt zich niet goed met een top-downbenadering maar juist wel met collega’s die bij elkaar in de strafrechtelijke keuken kijken (officierenpool) en elkaar helpen stoom af te blazen (TCO). Als College faciliteren we heel bewust dat parketten en OM’ers ‘horizontaal’ leren van elkaar en elkaar steunen. Zicht houden op elkaars emotionele en juridische welbevinden zal in de toekomst van groter belang worden. Het tegenovergestelde, zicht ondergaan en gezien willen worden, is echter niet altijd makkelijk en vergt ook een emotionele en juridische ontvankelijkheid voor dit deel van het samen-werken dat niet altijd vanzelf gaat. Maar het past wel bij onze maatschappelijke taak. Het recht is er niet primair voor ons zelf, we leven niet alleen op een eiland, het recht is gericht op de ander en op de gemeenschap. We beoefenen het recht om maatschappelijke doelen te bereiken en daarin toetsbaar te willen zijn. We doen dat met emotie en moeten onszelf daarin niet alleen weten.

Het lezen van beide mooie interviews geeft in ieder geval de verbondenheid met elkaar en met het recht prachtig weer en roept op tot het continueren en verdiepen van beide activiteiten.

Veel leesplezier.

Rinus Otte, procureur-generaal