Wat doet het OM?
Het OM bepaalt wie voor de strafrechter moet verschijnen, en voor welk strafbaar feit. Voorop staat een veilige en rechtvaardige samenleving. Samen met de Rechtspraak vormt het OM de rechterlijke macht.
Het OM bemoeit zich niet met ontslagkwesties of met buren die ruziën om een overhangende boomtak. Wie dergelijke incidenten aan een rechter wil voorleggen, moet naar de burgerlijke rechter. Het OM komt pas in beeld wanneer iemand een overtreding of een misdrijf heeft gepleegd. De hoofdtaken van het OM zijn: opsporing van strafbare feiten; vervolging van strafbare feiten; toezicht op de uitvoering van strafvonnissen; en oog houden voor slachtoffers.
Politieonderzoek
In de regel begint het OM-werk bij de politie. Als ergens een strafbaar feit is gepleegd, is het opsporingswerk een taak van de politie. Politiemensen zoeken naar sporen, horen getuigen en slachtoffers, houden verdachten aan en leggen alles schriftelijk vast in een proces-verbaal. De eindverantwoordelijkheid voor de opsporing ligt bij het OM; officieren van justitie hebben het gezag over politieonderzoeken van de politie. Het OM is ook verantwoordelijk voor de opsporing door de gemeentelijke sociale recherches en de bijzondere opsporingsdiensten zoals de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en Economische Controledienst (FIOD-ECD) en het Dienstonderdeel Opsporing van de Algemene Inspectiedienst (AID).
Vooral als het om zware misdrijven gaat, geeft de officier van justitie direct leiding aan het onderzoek. Daarbij houdt deze in de gaten dat de opsporing zorgvuldig en rechtmatig verloopt. Om het opsporingswerk goed te kunnen doen, kan de officier van justitie de politie opdracht geven bepaalde dwangmiddelen te gebruiken. Bijvoorbeeld het in beslag laten nemen van gestolen voorwerpen of het aanhouden van een verdachte die niet op heterdaad is betrapt. Als het OM ingrijpende dwangmiddelen wil inzetten, zoals een huiszoeking of het afluisteren van de telefoon, moet het eerst toestemming vragen aan de rechter.
Vervolging
Zodra het OM de rechter in een strafzaak betrekt, is de vervolging begonnen. Soms is dat al voordat een verdachte in de rechtszaal verschijnt. De rechter kan op verzoek van het OM bijvoorbeeld opdracht geven iemand in voorlopige hechtenis te nemen, als deze ervan wordt verdacht dat hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd.
Bij het afdoen van strafzaken zijn er verschillende mogelijkheden. De officier van justitie kan besluiten om niet te vervolgen; zo’n beslissing heet een sepot. De reden kan zijn dat de politie niet voldoende bewijs heeft kunnen verzamelen. In zo’n geval is sprake van een ‘technisch sepot’. Van een ‘beleidssepot’ is sprake als het OM iemand niet vervolgt terwijl er voldoende bewijs ligt, bijvoorbeeld als sprake is van een klein vergrijp en de dader de schade aan het slachtoffer heeft vergoed. Wie het er niet mee eens is dat een zaak wordt geseponeerd, kan een klacht indienen bij het gerechtshof. Als het hof de klacht gegrond verklaart, moet het OM alsnog tot vervolging overgaan.
Een officier kan ook een strafbeschikking opleggen. De straf kan onder meer een geldboete, een ontzegging van de rijbevoegdheid (tot zes maanden), een taakstraf (tot 180 uur) of een schadevergoedingsmaatregel zijn. Het opleggen van een gevangenisstraf blijft trouwens een taak van de rechter. Met de strafbeschikking vervolgt én bestraft het OM. Is de bestrafte het niet eens met de beschikking, dan kan hij de zaak aan de strafrechter voorleggen.
De officier van justitie kan ook besluiten tot een transactie. Een transactie lijkt op een strafbeschikking. De verdachte betaalt een bepaald bedrag en hoeft niet voor de rechter te verschijnen. Wie niet betaalt, moet alsnog voor de rechter verschijnen.
Eenvoudige veelvoorkomende criminaliteit wordt zo snel mogelijk (de ZSM-werkwijze) afgedaan. Samen met politie, Reclassering Nederland, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming buigt het OM zich daarover. Na aanhouding van de verdachte wordt snel een beslissing genomen over het afdoeningstraject. Het OM werkt met gemeenten, politie en hulpverlening ook in Veiligheidshuizen. Een persoonsgerichte aanpak van veelplegers, plegers van huiselijk geweld en jeugdige daders staat hier centraal, met veel aandacht voor hulpverlening.
De strafzitting
Kiest de officier niet voor een sepot, een strafbeschikking of transactie, dan volgt de gang naar de strafrechter. Het OM bezorgt de verdachte dan een dagvaarding, waarin staat wanneer verdachte voor de rechter moet verschijnen en waarvan hij wordt verdacht. De opsomming van de feiten waarvoor een verdachte terecht moet staan, heet de tenlastelegging. De rechter kan een verdachte alleen veroordelen voor de feiten die in de tenlastelegging staan vermeld.
Afhankelijk van de zwaarte van het strafbare feit wordt een zaak voorgelegd aan één of drie rechters. Tijdens de strafzitting vertelt de officier van justitie waarvoor de verdachte terechtstaat. Vervolgens ondervraagt de rechter de verdachte over de zaak. Ook de officier krijgt de gelegenheid vragen te stellen. Daarna houdt de officier zijn requisitoir: een betoog waarin hij vertelt wat hij van de zaak vindt en welke straf hij passend acht. Een advocaat verdedigt daarop de verdachte in een pleidooi. Het laatste woord is voor de verdachte.
Straffen en maatregelen
Het Nederlandse strafrecht kent als ‘hoofdstraffen’ de celstraf, de geldstraf en de taakstraf. De taakstraf is een werkstraf, waarbij iemand onbetaalde arbeid verricht voor bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen of Staatsbosbeheer. Voor minderjarigen is er ook de leerstraf, zoals een cursus sociale vaardigheden. Naast de hoofdstraffen kan de rechter ook ‘bijkomende straffen’ opleggen, zoals bijvoorbeeld het inleveren van het rijbewijs.
Naast deze hoofdstraffen kan een officier van justitie de rechter vragen een ‘maatregel’ op te leggen. Bij voorbeeld het afpakken van verdovende middelen, wapens of nepmedicijnen. Ook is er de ontnemingsmaatregel, die beoogt een verdachte de winst af te nemen die hij met zijn misdrijven heeft gemaakt. Door een schadevergoedingsmaatregel moet de veroordeelde een bedrag aan het slachtoffer betalen. Een bijzondere maatregel is de terbeschikkingstelling. Deze TBS vraagt het OM bij verdachten met een psychische stoornis, voor wie psychiatrische zorg nodig wordt geacht. Verdachten aan wie de rechter deze maatregel oplegt, komen terecht in een speciale TBS-kliniek of worden ambulant behandeld.
Controle op het OM
In de rechtszaal is het de rechter die tijdens openbare zittingen het werk van het OM beoordeelt. Daarnaast is de minister van Veiligheid en Justitie politiek verantwoordelijk voor het handelen van het OM. Het OM overlegt geregeld met de minister over het algemene opsporings- en vervolgingsbeleid van het OM. In uitzonderingsgevallen wordt met de minister overlegd over concrete strafzaken.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft, ingevolge art. 122 van de Wet op de rechterlijke organisatie, een toezichthoudende bevoegdheid op het OM. Deze bevoegdheid houdt in dat als de procureur-generaal van oordeel is dat het OM bij de uitoefening van zijn taak de wettelijke voorschriften niet naar behoren handhaaft of uitvoert, hij de minister daarvan in kennis kan stellen. Deze bevoegdheid werd tot voor kort zelden uitgeoefend. Een voorbeeld is het recente onderzoek naar strafbeschikkingen. In overleg met het OM heeft de procureur-generaal besloten aan deze toezichthoudende bevoegdheid meer inhoud te gaan geven.