Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

Is een gedragskundige nodig bij het verhoor van een jongen? Was die val van de trap echt een val? En wie heeft het meest schuld bij een burenruzie? Zo maar drie zaken uit de ZSM-dienst van de Bredase officier van justitie Marieke Fimerius.

Officier van justitie Marieke Fimerius (41)

"ZSM is snel schakelen"

"Ik ben gebiedsofficier voor district De Baronie. Omdat gebiedsofficieren niet zo vaak voor ZSM-diensten worden ingepland, draai ik niet zo veel ZSM-diensten. Leuk vind ik het wel. Ik houd vooral van de ketensamenwerking met de politie, de Raad voor de Kinder­bescherming, de Reclassering en Slachtofferhulp. Die is bij ons stevig verankerd, net zoals dat ook het geval is in mijn werk in het Veiligheidshuis. Wij hechten veel waarde aan het breder perspectief dat samenwerking met ketenpartners geeft.

In het ZSM-werk is het veel en snel schakelen, waarbij je in de hectiek geen fouten mag maken. Soms heb je zoveel zaken, dat je eigenlijk meer tijd zou wensen om wat creatiever te zijn. Maar één ding is zeker: met strafrecht alléén kun je niet de problemen oplossen die spelen in families, in relaties en tussen buren. Met ZSM kun je samen beter een passende oplossing voor problemen vinden.”

‘Het is een bijzondere jongen’

“De verdachte is een autistische jongen”, hoort officier van justitie Marieke Fimerius tijdens de ochtendbriefing van haar ZSM-dienst. “De jongen is een jaar opgenomen geweest,” weet Emilie Vogels van de Raad voor de Kinderbescherming, “en nu zit hij, samen met een ander kind, midden in de echtscheidingsproblemen waarmee zijn ouders kampen. Dat is misschien het vuurtje geweest waardoor hij losbrandde.”

Ogenschijnlijk om niks is de minderjarige jongen te keer gegaan, ziet officier Fimerius en andere ketenpartners op de uitdraai die zij en ‘haar’ ketenpartners hebben van deze en nog zo’n twintig zaken. Het gaat om de verdachten die nu vastzitten, en over wie een goede beslissing moet worden genomen. Maar ook: op tijd. Want het scherm op de ZSM-ruimte in het Bredase politiebureau Essendonk houdt het op de minuut bij wanneer de termijn aflopen van ‘ophouden voor verhoor’, van de inverzekeringstelling en eventueel van de in bewaringstelling.

De minderjarige knul was op straat natgespoten door een man die zijn auto aan het wassen was, hebben verbalisanten uit zijn mond opgetekend. Na dat natspuiten zou de jongen door het lint zijn gegaan. Hij zou vernielingen hebben aangericht en verschillende mensen hebben mishandeld. Wat nu? Uiteindelijk zal officier Marieke Fimerius de beslissing moeten nemen.

Een paar uur later, kort voordat de dienst van Fimerius eindigt, blikt ze terug op de acties. In de loop van vandaag zijn nog allemaal aangiftes van mishandeling binnengekomen, weet ze. “Het is een bijzondere jongen, die geen documentatie, geen strafblad, heeft. Wat heel goed en alert is, is dat een verbalisant naar ZSM belde. Want hij wist dat de jongen vanwege zijn leeftijd en autisme een kwetsbare verdachte is. Dus zou hij in het bijzijn van een gedragskundige gehoord moeten worden. Daar is naar gezocht, maar op dat moment was er geen gedragskundige beschikbaar voor verhoor op het politiebureau. Ook met de advocaat van de jongen heb ik overlegd; hij wees erop dat de jongen dus nog niet verhoord is, maar al wel 24 uur vast.”

“Toen dacht ik: heel alert van die politieman, maar volgens mij hoef je niet elke autistische jongen met een gedragskundige te horen. Dat heb ik nog even gecheckt bij assistent-officier Ingeborg Prop die veel van jeugdzaken weet. Met de advocaat heb ik afgesproken dat we de jongen vanmiddag over de feiten gaan horen, met de advocaat erbij. En als de advocaat het nodig vindt om alsnog een gedragskundige in te schakelen, kan dat later worden geregeld. Maar dan kan de jongen worden heengezonden en krijgt hij een beslissing over de afdoening van de zaak. De jongen kan bijvoorbeeld worden ingepland op een OM-hoorzitting. In de tussentijd kan de Raad voor de Kinderbescherming rapporteren en kan Slachtofferhulp Nederland de schade inventariseren. Sommige dingen kun je binnen drie dagen afronden. Maar niet alles.”

Is de zaak wel sterk genoeg, vraagt de officier zich af. "Het slachtoffer wil niets zeggen. En het verhaal van de verdachte: tja, dat zóu waar kunnen zijn"

‘Laat dat wijf maar liggen’

De volgende zaak. Een vrouw is gewond aangetroffen in de tuin bij een woning. Ze lag eerst ‘knock-out’, omschrijft een getuige. Nadat de vrouw is bijgekomen, hoort de getuige dat ze is ‘geschopt en geslagen en dat haar gsm is vernield’. En van de man die dit zou hebben gedaan, heeft de getuige gehoord: ‘Laat dat wijf maar liggen: ze is ziek.’ Kort daarna is de vrouw met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.

De man die ervan verdacht wordt deze geweldsfeiten te hebben gepleegd, meldt zich al snel zélf bij de politie. Zijn versie van het verhaal is dat hij met de vrouw ruzie had gehad, en dat de vrouw daarna zichzelf van de trap gooide. De twee hebben een relatie en de vrouw woont bij hem en zijn ouders in. De man heeft ook kinderen uit eerdere relaties.

Tijdens de ZSM-ochtendbriefing waarin deze info wordt gedeeld, vraagt officier Marieke Fimerius of de politie wil informeren naar het letsel van de vrouw. Ook vraagt ze of de Reclassering contact zoekt met de organisatie Veilig Thuis, want ze wil weten of er eerder sprake is geweest van geweldsincidenten.
Een paar uur later. Fimerius: “De politie heeft achterhaald dat het letsel van de vrouw ‘zou kunnen passen’ bij een val van een trap. Het heeft de politie moeite gekost het slachtoffer telefonisch te kunnen spreken. Als dat uiteindelijk is gelukt, horen de agenten dat de vrouw geen aangifte wil doen. Sterker nog, helemaal niets wil ze vertellen.”

Inmiddels heeft Veilig Thuis gemeld dat er eerder meldingen over de man zijn binnengekomen.
Marieke Fimerius kijkt naar het ZSM-scherm aan de muur. “We hebben nog even tijd, want de beslissing over de inverzekeringstelling van de verdachte is gisteren genomen”, zegt Fimerius. “Ik ga nu de politie de moeder van de aangehouden verdachte laten horen. Daarna moet ik een beslissing nemen.”

De officier vraagt zich nu al af of ze een voldoende sterke zaak zal hebben. “Het slachtoffer wil niets zeggen en het verhaal van de man: tja, het zóu waar kunnen zijn. Het voelt voor mij niet goed als hij weg zou komen met een sepot. De informatie van de reclassering en van Veilig Thuis zijn belangrijk voor mijn beeld van de brede context en voor mijn overtuiging. Maar uiteindelijk  moet de kracht van het bewijs voorop staan – zo zal een rechter er ook naar kijken. Daarom probeer ik er nog bewijs bij te krijgen. Maar als ik dat niet heb, heb ik het niet...”

‘Gedoe tussen buurvrouwen’

Een derde zaak betreft een burenruzie. Over en weer liggen er aangiftes, hoort Marieke Fimerius van parketsecretaris Jan van Son. Een buurvrouw zou een bumper in de tuin van haar buren gegooid hebben, waarop haar buren, twee zussen – verhaal gingen halen. “Het is een heen-en-weergedoe”, zegt Van Son. Er zou zijn bedreigd, mishandeld en vernield.

“Kunnen we checken of mediation mogelijk is?”, vraagt officier Fimerius.

“We hebben dat bekeken, maar toen bleek dat niet zo zinvol, want een van de partijen gaat toch al verhuizen.”
“Dan moeten we het gewoon afdoen”, zo rondt de officier deze zaak in de ochtendbriefing voorlopig af.
Later die dag blikt Marieke Fimerius terug.  “We hebben nader bekeken wat we kunnen hardmaken. Dat was dat een van de twee zussen hun buurvrouw heeft mishandeld en haar huisdeur heeft vernield. Dat de twee zussen hun buurvrouw hebben bedreigd, kunnen we niet hard maken. En tegen die buurvrouw kunnen we bewijzen dat zij de auto van een van de zussen heeft beschadigd. Ik wilde de zaak nu nog niet afdoen met een OM-strafbeschikking: een boete, met als voorwaarde dat de schade wordt vergoed. Want de precieze schade is nog niet vastgesteld. Daarom heb ik ervoor gekozen de zaak in te plannen op een OM-hoorzitting. We hebben de vrouwen op het parket uitgenodigd voor een Strafbeschikking-zitting. Dan staat de schade inmiddels vast en kan de officier van justitie kijken of hij kiest voor een boete met een voorwaardelijk deel, of voor een werkstraf.”

OM'ers achter de zaak

Ingeborg Prop (40), assistent-officier

“Het werk zie ik als het oplossen van een puzzel”

“Een collega zei laatst: ‘Hoe jij omgaat met zaken met minderjarige verdachten, vind ik zó knap. Zou ik nou nooit kunnen, ik zou zo’n rotjongen het liefst een dreun geven.’ Het aardige is dat ik die collega ook zeer waardeer.  Want hij vindt afpakken van crimineel vermogen helemaal geweldig en weet daar alles van. Het laat zien dat het OM zo divers is dat je je op veel terreinen kunt ontwikkelen.
In 1999 studeerde ik in Tilburg af op milieurecht. Dat ik stage kon lopen bij parket Den Bosch was niet zo’n bewuste keuze. Ik ben er ingerold vanuit mijn studie en toen ik er zat vond ik het mooi. Ik wilde door en kreeg er een baan aangeboden als parketsecretaris op milieuterrein, een specialisme dat tegenwoordig bij het Functioneel Parket is ondergebracht.
Later stapte ik over naar een ‘commuun’ team, en was ik parketsecretaris bij veelvoorkomende criminaliteit en grotere onderzoeken. Ook heb ik vanuit het OM op het Veiligheidshuis in Bergen op Zoom gewerkt: eerst voor jeugdzaken, later kwamen daar huiselijk geweld en veelplegers bij.
In 2014 heb ik gesolliciteerd naar de functie van assistent-officier. Bij de SSR heb ik acht weken een intensieve opleiding gedaan, waarbij onder meer bewijsrecht, getuigenverhoor op zitting, slachtoffers en communicatiestijlen werden gegeven. Het eindigde met een toets op de Oefenrechtbank, waar ik mijn ‘zittingsvaardigheidsbewijs’ heb gehaald. Ik doe nu allerhande zittingen (politierechter-, kinderrechter- en OM-hoorzittingen) met uitzondering van de meervoudigekamerzittingen. Daarnaast zit ik op ZSM waarbij ik sturing geef en aanspreekpunt ben op de ‘ontboden-tafel’. Het werk zie ik als het oplossen van een puzzel. De een zegt dit, de ander dat. Wat is er gebeurd? Wat is de waarheid? Het is ook mensenwerk en maatwerk: als de feiten duidelijk zijn, verdient een verdachte dan straf of ligt de beste oplossing misschien buiten het strafrecht?Wat ik uiteindelijk hoop te doen? Ik zou graag ooit willen doorstromen naar de functie van officier van justitie, maar ik heb geen haast. Het loopt zoals het loopt.”

Wilbert Moerland (46), ketenprocescoördinator

“Ik zorg ervoor dat de toko kan draaien”

“Als ‘ketenprocescoördinator’ zorg ik ervoor dat de ZSM-toko kan draaien. Allerlei informatie moet op tijd op de goede plek terechtkomen. Een zaak kan alleen compleet gemaakt worden als alle mapjes met de goede informatie zijn gevuld. Zo vraag ik in JD-online het strafblad van verdachten op, en check ik bij het Veiligheidshuis of zij meer informatie hebben, ook uit de zorghoek, die voor onze afdoening relevant is.
Ook leid ik de ochtendbriefing, waar alle partners gezamenlijk de zaken bespreken. Het is de ZSM-officier die de beslissing neemt, maar ik bewaak dat de briefing niet te lang duurt en dat ketenpartners aan het woord komen. Is bijvoorbeeld met een slachtoffer gebeld? Wat weet de reclassering over de verdachte? Gedurende de dag let ik op de termijnen waarbinnen beslist moet worden, anders gaan zaken over de kop. Tussendoor krijg ik van iedereen, ook van advocaten, de meest uiteenlopende vragen en verzoeken. Een fantastische functie met veel hectiek – ha, op dit moment sta ik met een niet-werkende koffieautomaat te ‘struggelen’!

In 1996 begon ik bij de Administratie van parket Breda. De werkzaamheden heb ik in ‘omgekeerde’ volgorde doorlopen: van ‘Executie’, via ‘Zittingsvoorbereiding’, naar ‘Registratie’. Toen de Mulderwetgeving in werking trad, ben ik daar als ‘beoordelaar’ op gedoken. In de tijd dat OM Breda en Middelburg meer gingen samenwerken, kreeg Middelburg alle Mulderzaken. Daar ben ik ook mensen gaan inwerken, waardoor ik al veel Zeeuwse collega’s kende toen de parketten later fuseerden.
Weer later ben ik administratief-juridisch medewerker geworden in Breda. Ik had kunnen gaan studeren om daarna parketsecretaris te worden, maar ik was al redelijk druk. Sinds 1996 ben ik reservist bij de politie. Omdat ik een dag per week in uniform loop, weet ik wat er gebeurt op straat. Daardoor weet ik wat politie, OM en andere organisaties van elkaar nodig hebben.”

Linda van den Oever (37), coördinerend ZSM-officier

“Het OM biedt veel kansen. Pák ze”

“Als kind vond ik het prachtig om fikkie te stoken. Gelukkig ben ik niet gepakt voor iedere rotstreek die ik vroeger uithaalde. Ik kan me dus wat verplaatsen in de jongens van dat eier-incident.

Een tijdje geleden gooide een aantal minderjarige jongens eieren naar een asielzoekerscentrum. Terecht groot nieuws in de media. Vijf van de acht jongens waren opgepakt. Ik wilde iets als mediation doen, liefst al de volgende dag. Toen heb ik besloten dat de vijf naar huis mochten, maar dat ze de volgende dag excuus moesten aanbieden. En dat de drie die niet gepakt waren daar vrijwillig mee mochten komen, zonder hun naam te noemen. De jongens hadden allen een blanco strafblad.

De volgende dag kwamen ze alle acht naar het AZC. Ook de wijkagent en ikzelf waren gekomen. Van de geschrokken asielzoekers hoorden ze over martelingen waarvan zij in eigen land slachtoffer waren geworden. De jongens hadden geen benúl gehad. Daarop waren de knapen niet te beroerd te erkennen dat ze ‘superstom’ waren geweest. Ze boden excuses aan. En bij het afscheid maakten ze selfies met de asielzoekers. Ik besloot toen om er verder niets meer mee te doen. Het werden dus vijf sepots – gelukkig ben ik niet zo van de cijfertjes.

Ik ben dol op de vrijheid die ik binnen het OM heb om zelf zaken op te pakken en om dingen te doen zoals ik vind dat het moet gaan. Zo vind ik het mooi dat ik als coördinerend officier ZSM mag uitbouwen. We hebben hier zelf een pilot van ‘de advocaat op ZSM’ gestart en we werken nu aan de komst van ZSM-‘avondzittingen’ in Breda. Aan studenten van de Universiteit van Tilburg, waarmee we goede contacten hebben, geef ik gastcolleges over ZSM. Ook doen de studenten mee met Summercourt en de Nationale Requireerwedstrijd. Daarmee halen we stagiairs en ‘werkervaringsplekkers’ binnen, zoals ik zelf ook als stagiair het OM binnenkwam. Binnen het OM krijg je veel kansen. Pák ze, zeg ik altijd.”

Joy de Weijer (24), werkervaringsplekker

“Niet verwacht al zoveel verantwoordelijkheid te hebben”

“Het werk is heel afwisselend. Het ene moment glimlach ik om wat mensen in verhoren zeggen; een minuut later zit ik midden in zo’n eeuwige burenruzie. De laatste tijd zien we steeds meer oudere mensen die uit geldnood ineens gaan stelen. En jonge slachtoffers van ‘sexting’. Zo’n meisje van 12, 13 jaar dat zich in vertrouwen naakt heeft laten fotograferen en daarna haar foto’s op Instagram terugziet… Klasgenoten zien haar foto’s en pesten haar ermee: zo’n leven is verwoest. Juridisch valt het net niet onder zeden, maar onder smaad of laster.
Werkervaringsplekker, zo heet mijn functie. Een soort stagiairsfunctie, waarin ik taken van een parketsecretaris uitvoer. Op 1 mei, voordat ik mijn rechtenstudie afrondde met een master strafrecht, begon ik bij ZSM in Breda. Het kwam mede voort uit mijn deelname aan SummerCourt dat OM en Rechtspraak jaarlijks organiseren. Ik  wil hier doorgroeien; het OM is waar ik wil zijn.
Dat ik hier al zo veel verantwoordelijkheid zou hebben, had ik op voorhand niet verwacht. Je neemt beslissingen die de toekomst van mensen even in de war schoppen. Dat doe ik in overleg met de beslissende officier, maar als ik zeg dat ik in een zaak bewijs mis, gaat de officier daar wel van uit. Van die beslissingen lig ik nooit wakker, wel kan mijn hoofd na avonddiensten flink vol zitten.
In elke zaak is het ‘beoordelen, beslissen en afdoen’. Bij het beoordelen van een dossier kijk je naar de feiten en het politieoptreden: hoe ontstond de verdenking van het plegen van een strafbaar feit? Welk bewijs is er? Zonodig vragen we de politie om extra actie: mischien kunnen ze nog een bepaalde getuige horen, een smartphone uitlezen of een procesverbaal van bevindingen maken? Dat contact met politiemensen is heel mooi. En soms lastig als ik een boze, doorgewinterde agent moet uitleggen waarom we toch seponeren.
Is het dossier afgerond, dan beslissen we. Wat willen we hier bereiken? Wat is in deze zaak, onder deze omstandigheden, de beste beslissing? Op basis van ieders informatie aan de ZSM-tafel beslissen we.”